zondag, juni 30, 2013

Wanneer wordt prins Filip koning?

Het is een beetje een klassieker in het voorjaar: de speculaties over een mogelijk troonsafstand van koning Albert II. Maar bij al die speculaties zou men bijna vergeten dat een abdicatie niet de enige manier is waarop een kroonprins eindelijk zijn echte job kan aanvatten…

Hoe normaal is een troonsafstand in België? Het antwoord is snel gevonden: niet. De enige Belgische koning die tot nu toe troonsafstand deed, deed dat niet eens vrijwillig. Al de anderen zijn op hun troon blijven zitten, tot ze erbij neervielen. Eén van hen ging dat zelfs heel letterlijk doen in Marche-les-Dames. Er is dus geen precedent voor een troonsafstand, en mocht koning Albert II toch besluiten vrijwillig af te treden, dan hebben we meteen ook te maken met een primeur in de Belgische geschiedenis.

Lakenologen

Het is misschien ook dit gebrek aan een precedent dat ertoe heeft bijgedragen dat er de laatste jaren een halve industrie is ontstaan aan royalty watchers en zelfverklaarde intimi van de koning. Die komen dan met de regelmaat van de klok op de proppen met nog maar eens een nieuw scenario voor hoe koning Albert II zal aftreden. Liefst van al doen ze dat dan voor de camera's, met pretlichtjes in de ogen die verraden hoe ze daar zitten te genieten van zoveel aandacht. Maar ook fijngeknepen oogjes, om te benadrukken dat het hier over een zeer delicate materie gaat waar niet zomaar Jan en alleman zijn platte mening over dient te ventileren. Neen, zoiets past alleen voor gedistingeerde personen, zoals bijvoorbeeld een Kathy Pauwels, die graag voordoet dat ze zo diep in de ziel van koning Albert II kan kijken dat ze bijna zelf op de troon had kunnen zitten. Of wetstraatclown Herman de Croo, die zelfs zo vrank is zichzelf voor te stellen als intimus van de koning, ook al kan niemand dat controleren. Of misschien ook juist daarom.

Als er iets is waar al die lakenologen in uitblinken, dan wel in het verzinnen van een datum voor die troonsafstand die bol staat van de symboliek. Er is altijd wel een verjaardag of een andere feestdag te verzinnen die nóg symbolischer is dan de andere. Waarmee de lakenoloog meteen ook probeert te bewijzen dat hij de zielenroerselen van de koning nog een beetje beter –en dieper– weet in te schatten dan zijn collega. Twee data zijn bij mijn weten nog niet de revue gepasseerd: de verjaardag van de verwekking van Delphine Boël, en mijn persoonlijke favoriet: 28 december, het feest van de Onnozele Kinderen. Of zou die laatste datum beter passen voor de eedaflegging van koning Filip?

Sterfelijkheid

Laten we het allemaal eens wat nuchterder bekijken, en er eens wat wiskunde tegenaansmijten. Gevoelige lezers, en in het bijzonder 79-jarigen, willen we alvast waarschuwen voor wat volgt, want erg prettig is het natuurlijk niet iemands levensverwachting na te rekenen. En we willen vooral ook onderstrepen dat we koning Albert II als mens gerust nog enkele tientallen jaren met een goede gezondheid gunnen. Maar er bestaat ook zoiets als de harde realiteit, en wie jaarlijks door de belastingbetaler een ferme duit in het zakje toegestopt krijgt, enkel en alleen omdat hij uit de juiste moeder geboren werd¹ en zijn broer overleefd heeft, die moet kunnen verdragen dat zijn sterfelijkheid al eens openlijk besproken wordt. Zeker als hij zich dan nog vastklampt aan zijn troon, en zijn macht gebruikt om de democratische wil van een belangrijk deel van zijn (nou ja) volk te dwarsbomen.

Wiskunde

We halen er daarom de sterftetabellen van 2011 bij, en rekenen eens uit wat de kansen van koning Albert II zijn om de volgende verkiezingen te halen. Wat levert dan een beetje statistiek op niveau van de middelbare school op? Dat koning Albert II dik 94 procent kans heeft er op 25 mei 2014 nog steeds bij te zijn, de datum van de volgende verkiezingen.

Voor 2019 ziet het er echter al een pak slechter uit: tegen 1 juni 2019 loopt de kans op een «natuurlijke troonswisseling» al op tot ongeveer 38%. Tegen 1 juni 2024 is dat al 71%. Als koning Albert II ervoor kiest te doen zoals zijn voorgangers, dan mogen we statistisch gezien verwachten dat prins Filip ergens in januari 2021 de eed zal afleggen, en vervolgens een dikke twintig jaar op de troon blijft zitten.

Praktisch betekent dit dat men er vanuit kan gaan dat koning Albert II ook de regeringsvorming van 2014 nog in «goede» –lees: Franstalige– banen zal kunnen leiden. Maar voor 2019 heeft men toch maar beter een plan B klaar, ook al omdat koning Albert II tegen dan 84 jaar zal zijn. De kans dat men tegen dan op «natuurlijke wijze» van het probleem–Filip verlost geraakt bedraagt trouwens slechts 4%. En dat laatste is dan waarschijnlijk nog een grove overschatting, omdat prins Filip vermoedelijk minder dan gemiddeld last heeft van bijvoorbeeld criminaliteit en andere factoren die op zijn leeftijd de hoofdrol spelen bij overlijdens.

Hartpatiënt

Er is echter een «maar» die bovenstaande statische gegevens moet bijsturen. Omdat koning Albert II vandaag (ogenschijnlijk) in redelijk goede gezondheid verkeert, staat hij er zeker op korte termijn waarschijnlijk veel beter voor dan de gemiddelde 78-jarige die deze donderdag 79 kaarsjes mag uitblazen. Bovendien zal hij wel van een betere medische verzorging kunnen genieten dan de gemiddelde senior die het zonder dotatie moet doen. Maar anderzijds weten we toch ook dat koning Albert II net als zijn broer een hartpatiënt is. Het is dus best mogelijk dat nog voor de lezer dit artikel onder ogen krijgt –eigenlijk niet meer dan grofweg anderhalve dag– er zich reeds een feit zal voorgedaan hebben waardoor dit stukje hopeloos verouderd nieuws is. Wie had durven vermoeden, toen hij op zaterdag 31 juli 1993 's avonds in zijn bed kroop, dat we de volgende ochtend getuigen zouden zijn van een tricolor mediacircus buiten categorie?

Geen ontkomen

Er is voor de Belgen en de Franstaligen dus eigenlijk geen ontkomen aan: prins Filip zal de regeringsonderhandelingen van 2019 leiden, als hij dat in 2014 al niet zal doen. Een troonsafstand door koning Albert II kan de zaken vervroegen, maar verandert fundamenteel niet veel meer aan zaken. En zelfs als men op één of andere manier prins Filip van de troon zou kunnen houden, dan nog ziet het er eigenlijk niet zo goed uit. Enkele weken geleden overtuigde prinses Astrid con brio heel TV-kijkend Vlaanderen er immers van dat zij wel degelijk een volle zus is van haar broer. Haar imago van (relatieve) intelligentie bleek daarmee dus meer op haar afwezigheid uit de media gebaseerd dan iets anders.

¹ In tegenstelling tot wat velen denken is verwekt worden door de koning noch een voldoende, noch een noodzakelijke voorwaarde om het tot prins(es) te schoppen. Het enige wat echt telt is op het juiste ogenblik geboren te worden uit de juiste moeder. Vergelijk maar eens het lot van Delphine Boël en prins Laurent: Bart de Wever en Laurette Onkelinx hebben vrijwel zeker nauwere familiebanden met mekaar dan die twee, en toch is het diegene die geen familie van koning Albert II is die elk jaar een dikke dotatie opstrijkt.

Dit artikel verscheen op 5 juni 2013 in 't Pallieterke.

donderdag, juni 27, 2013

De leerling-tovenaars van de federale kieskring

De Standaard publiceerde deze ochtend een open brief van de voorzitters van de jongerenafdelingen van CD&V, sp.a, Open Vld, Groen, MR, cdH en Ecolo. In die brief pleiten ze voor de invoering van een federale kieskring, als het even kan in 2014 al. De vraag is echter of deze zeven leerling-tovenaars wel nagedacht hebben over de mogelijke onbedoelde gevolgen van zo'n federale kieskring.

Een kieswetgeving aanpassen om een bepaald politiek doel te bereiken, het is altijd een heikele zaak. Zo is Bram van Braeckevelt, voorzitter van Jong Groen, er waarschijnlijk wat te jong voor om zich te kunnen herinneren hoe dat ook al weer zat met de invoering van de kiesdrempel. En vooral, welke partij daar bij de eerstvolgende verkiezingen meteen ook het eerste slachtoffer van werd.

Samenvallende verkiezingen

Ook de samenvallende verkiezingen dreigen als een boemerang in het gezicht van de B-partijen terecht te komen. Bij de laatste federale regeringsonderhandeling werden immers de vele verkiezingen in België en vooral de asymmetrische samenstellingen van de regionale en de federale regeringen uitgeroepen als hét obstakel tot het vormen van een federale regering. Nochtans kent België vergeleken met andere landen relatief weinig verkiezingen, zelfs als de regionale en de federale verkiezingen gescheiden gehouden worden. Bovendien vormen de asymmetrische samenstellingen van de regionale en de federale regeringen in het algemeen geen probleem, behalve dan de asymmetrische samenstelling van de Vlaamse regering tegenover de federale. Dat de Franstalige, Waalse of Brusselse regeringen een andere samenstelling hadden dan de federale regering is immers nooit een probleem geweest.

Samenvallende verkiezingen hebben dan ook als uitdrukkelijk doel te komen tot samenvallende regeringsonderhandelingen, zodat de Vlaamse regering een afspiegeling kan zijn van de federale regering. Lees: één waarin de traditionele partijen goed vertegenwoordigd zijn, en een eventuele Vlaamse dynamiek kortgehouden kan worden. In Wallonië, Brussel en de Franstalige regering doen de Franstaligen vervolgens maar wat ze willen. Waar men echter geen rekening mee hield is dat de V-partijen samen ooit zo groot zouden worden, dat die samenvallende verkiezingen tot een omgekeerde hefboom zouden leiden. Het is het scenario waarover we in oktober 2011 reeds schreven onder de passende titel «Samenvallende verkiezingen, de ultieme doodsteek voor België?», en dat in 2014 nu ook daadwerkelijk dreigt te gebeuren: dat men federaal niet meer rond de N-VA zal kunnen omdat die partij in Vlaanderen incontournable wordt om een Vlaamse regering te worden. En dat was natuurlijk nooit de bedoeling. Het verklaart meteen ook waarom men vandaag de dag niet meer zo heel zeker van zijn stuk is wat betreft die samenvallende verkiezingen.

Federale kieskring als doorgestoken kaart

Op dezelfde manier wil men nu een federale kieskring in het leven roepen, met als doel de parlementaire vertegenwoordiging van de V-partijen te kunnen reduceren. De concrete voorstellen voor zo'n federale kieskring kunnen dan ook zonder uitzondering geklasseerd worden als doorgestoken kaart, en in het bijzonder oplichterij van de Vlaamse kiezer. Vast element in die voorstellen is het op voorhand vastleggen van het aantal Vlaamse en Franstalige zetels, steevast in het voordeel van de Franstaligen. Bovendien probeert men gewoonlijk ook mechanismen in te bouwen die kartellijsten over de taalgrenzen heen bevoordelen. Op die manier hoopt men Vlaamse nationalistische partijen te treffen, die geen Franstalige tegenhanger hebben, of het niet in hun hoofd zouden halen met een Franstalige tegenhanger een kartel aan te gaan.

Probleem is echter dat die maatregelen nogal gemakkelijk te omzeilen vallen, en paradoxaal genoeg de Vlaams-nationalistische partijen in het federale parlement wel eens zouden kunnen versterken. Op dit ogenblik heeft de N-VA er eigenlijk weinig belang bij een afdeling in Waals-Brabant, Luik of Henegouwen op te richten en aan de verkiezingen te laten deelnemen. De winst die de partij daarmee zou kunnen boeken –héél misschien een zeteltje– zou immers niet bepaald opwegen tegen de kosten die dat met zich mee zou brengen. Merk op dat verkiezingsreclame aan de andere kant van de taalgrens op zich niet zo heel veel hoeft te kosten, want de partij kan natuurlijk gewoon dezelfde affiches gebruiken als in het noorden van het land. De grote kost zou er echter uit bestaan ofwel in die kieskringen naar valabele kandidaten te moeten zoeken, en hen dus ook goed te moeten screenen, ofwel valabele kandidaten uit andere kieskringen te moeten weghalen. Daarom ook dat de paar Vlaamse lijsten die tot nu toe aan de andere kant van de taalgrens werden ingediend eerder naar het ludieke neigden dan dat ze een ernstige poging waren om er ook effectief een zetel binnen te halen.

Alliance néo-flamande

Dat wordt natuurlijk helemaal anders als men door het oprichten van een op papier Franstalige «AN-F» (Alliance néo-flamande) in die federale kieskring gemakkelijk een zetel extra kan binnenrijven. En waarom zelfs niet een tweede, want naast de vele Vlaamse inwijkelingen in Wallonië, en dat niet alleen in de grensgebieden, zou de partij zeker ook Waalse kiezers kunnen aantrekken die een échte anti-PS-stem willen uitbrengen. Veel alternatieven heeft de Waalse kiezer immers niet: stemt men niet PS, dan stemt men PS-light (cdH) of PS-extra (Ecolo), eventueel PS-partner (MR) of PS-super (PTB). En verder nog in minieme mate op het zootje ongeregeld dat voor extreem-rechts moet doorgaan, en dat vooral gespecialiseerd lijkt te zijn in het opsplitsen van de eigen partijtjes en het maken van ruzie.

Het zal dus wel de bedoeling niet zijn, maar zo'n federale kieskring zou in 2014 wel eens dé manier kunnen zijn om de Waalse kiezer een alternatief aan te bieden voor de PS. Waarom zou immers een Vlaamse CD&V-kiezer zo graag ook eens op de PS willen stemmen? Of een Ecolo-kiezer op Vlaams Belang? Hoogstens stemmen enkele sp.a-kiezers in zo'n federale kieskring eens op de PS, als bedankje om de sp.a in de federale en dus ook de Vlaamse regering te kunnen houden. Maar dat zal het dan ook zowat zijn wat de belgicistische dagdromerij rond de federale kieskring betreft.

Wie echter in Wallonië de PS eens een ferme neus wil zetten, die zal in zo'n federale kieskring met plezier voor die «AN-F» stemmen. Dat zouden wel eens niet alleen zogenaamde foert-stemmers kunnen zijn, maar ook, ik zeg maar wat, Waalse ondernemers die eindelijk eens een beetje vooruit willen komen. En voor je het weet is de enige partij die dan echt met winst uit zo'n federale kieskring komt… de N-VA.

zondag, juni 23, 2013

Propagandasteunpunt Media

Opmerkelijk bericht in de pers verleden week: in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van verleden jaar kwamen Bart de Wever en Filip Dewinter het meest aan het woord bij de VRT. In totaal zou de N-VA zelfs sterk oververtegenwoordigd geweest zijn vergeleken met de vorige verkiezingsuitslag. Ik kan me voorstellen dat menig lezer nu de wenkbrauwen zal fronsen, maar toch is dit de conclusie van een lang rapport, afgescheiden door de geleerde bollen van Steunpunt Media.

Plukken we even enkele zinnen van de webstek van dat Steunpunt Media: «Het Steunpunt Media is het aanspreekpunt en expertisecentrum voor alles wat met nieuws en media te maken heeft. In opdracht van de Vlaamse Overheid doet het steunpunt wetenschappelijk onderzoek naar nieuwsberichtgeving en mediawijsheid in Vlaanderen. De focus van het onderzoek ligt op de volledige nieuwscyclus: van de nieuwsselectie door de journalist tot de mediakeuze van de mediagebruiker.» Je vraagt je af, wat kan daar nu verkeerd aan zijn? Zo ongeveer alles, zoals blijkt uit Nieuwsmonitor 13.

Schetsen we even de context voor het onderzoek besproken in die Nieuwsmonitor 13. Zo was het de Vlaamse Mediaminister Ingrid Lieten die het onderzoek aanvroeg. Rinkelt er al een belletje? Werkten aan het onderzoek mee: onder andere Stefaan Walgrave en Marc Hooghe. Wie nu nog denkt dat het hele onderzoek geen doorgestoken kaart is om vervolgens alleen enkele «juiste» halve waarheden rond te toeteren, die moet echt al van een heel goed jaar zijn.

Conclusie ≠ inhoud

Wie het rapport opvraagt en vlug doorleest, merkt al snel op dat één en ander niet helemaal in verhouding staat tot wat het korte persbericht de lezer probeert wijs te maken. N-VA oververtegenwoordigd? De partij kreeg slechts 17,2% van de spreektijd op de openbare buis, beduidend minder dan CD&V (20,5%), sp.a (19,8%) en Open Vld (19,6%). Toch concluderen de onderzoekers een beetje zuurtjes dat «de aanwezigheid van N-VA in de media ver boven het electorale gewicht van de partij bij de vorige lokale verkiezingen» lag. Let op: niet een beetje erboven, maar zelfs ver! Hun verklaring hiervoor, en hier komt de aap uit de mouw: «Het is duidelijk dat de verdeling van de aandacht ook was gebaseerd op de peilingen en op de uitslagen van tussenliggende verkiezingen». Ja, stel je voor zeg.

Op hun eigen manier hebben de onderzoekers dus wel gelijk: in 2006 lag het electorale gewicht van de N-VA volgens peilingen ergens rond de 8%, een pak minder dan die 17,2% spreektijd. Maar is het werkelijk ernstig om in 2012 nog terug te grijpen naar de verkiezingen 2006 om de spreektijd «eerlijk» te verdelen, als diezelfde partij in 2010 al rond de 30% zat?

Twee maten

Bovendien, waar is hun klacht over de schromelijke ondervertegenwoordiging van het Vlaams Belang? Die partij kreeg slechts 8,5% van de spreektijd toebedeeld, maar zat in 2006 nog aan 21,5%. In het rapport blijft het daarover oorverdovend stil. Zou het kunnen dat de auteurs –en vooral ook: de opdrachtgeefster– die ondervertegenwoordiging prima vinden? In de plaats daarvan zoomt men in op de spreektijd die Filip Dewinter kreeg. Met zijn 45,1 minuten eindigde hij weliswaar op de tweede plaats na Bart de Wever, maar naar een andere Vlaams Belanger in de top 30 is het vergeefs zoeken. Ter vergelijking: in die top 30 figureren wel twee PVDA'ers: Dirk Tuypens en Peter Mertens, samen trouwens goed voor 36,2 minuten spreektijd en dus wel ruim oververtegenwoordigd.

Mijn conclusie na het doornemen van het rapport is daarom dat de conclusie die de onderzoekers de wereld instuurden op zijn minst tendentieus is, om niet te zeggen totaal misleidend. N-VA was helemaal niet oververtegenwoordigd in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen. En als ze al oververtegenwoordigd was, dan was Vlaams Belang zo mogelijk nog sterker ondervertegenwoordigd. Die laatste partij is trouwens ondervertegenwoordigd hoe men de zaken ook keert of draait. De focus op de spreektijd van Filip Dewinter, zowat de enige Vlaams Belanger die aan bod mocht komen, getuigt daarbij niet bepaald van veel goede trouw. Steunpunt Media gedraagt zich dan ook als een ordinair propagandainstrument in handen van Mediaminister Ingrid Lieten. Of kunnen we gewoon stellen dat Steunpunt Media en de Mediaminister twee rode handen op een socialistische buik zijn?

Rood troef

Over socialisme gesproken: het rapport vermeldt wel zijdelings dat PVDA oververtegenwoordigd was, maar gaat er niet verder op in. Vergeleken met Vlaams Belang en N-VA was de partij vijf tot zes keer oververtegenwoordigd. Maar zelfs vergeleken met sp.a en Groen was PVDA twee en een half tot drie keer oververtegenwoordigd. Misschien is dit ook de verklaring waarom Groen voor één keer niet sterk oververtegenwoordigd was?

Mijn lezing van de getallen die Steunpunt Media verzamelde ziet er dan ook een beetje anders uit. Met de verkiezingen van 2010 als ijkpunt was PVDA zeer sterk oververtegenwoordigd op de openbare omroep. Daarna volgen Open Vld, sp.a, CD&V en Groen, die onderling min of meer in verhouding op de buis mochten komen. Tegenover die groep van vier was Vlaams Belang duidelijk ondervertegenwoordigd, N-VA nog meer, en LDD nóg meer. Vergelijken we met de uiteindelijke uitslag voor de provincieraadsverkiezingen verandert het beeld nauwelijks, maar mildert het wel voor Vlaams Belang en PVDA. Sp.a en Open Vld blijven duidelijk in de bovenste schuif liggen bij de VRT.

De Zevende Dag

Het valt trouwens op dat Steunpunt Media inzoomt op de zes weken voor de gemeenteraadsverkiezingen. Had Ingrid Lieten nog een eitje te pellen met de N-VA? Waarom onderzoekt dat Steunpunt Media nooit eens hoe het zit met de spreektijd van de politici buiten de verkiezingsperiode? Het antwoord geven ze (ongewild) zelf: «in de verkiezingsperiode wordt er […] meer gebalanceerd bericht dan in normale tijden». En meer bepaald: «buiten de campagneperiode komen regeringspartijen veel en oppositiepartijen weinig aan bod», aldus eerder onderzoek van henzelf en anderen. Zou het kloppen?

Zelf hou ik al enkele seizoenen bij welke partijen hoe vaak bij De Zevende Dag uitgenodigd worden. Voor het huidige seizoen, van 6 januari tot 5 mei, kwamen 118 politici aan bod. Sp.a staat aan kop, en mocht al 24 keer op zondag naar de studio komen. Ook CD&V (23), Open Vld (21), N-VA (20) en Groen (17) zijn goed vertegenwoordigd. Maar opnieuw zal de lezer opmerken dat er iets niet klopt. Waarom staat de grootste partij van Vlaanderen slechts op de vierde plaats, terwijl het vier keer kleinere Groen bijna op gelijke hoogte op vijf staat? Vlaams Belang werd slechts 8 keer uitgenodigd, LDD mocht 3 keer komen, PVDA 2 keer.

Zondag is bij de VRT daarmee niet alleen de zevende dag, maar vooral toch ook een groene dag. De traditionele partijen komen min of meer naar verhouding aan bod, maar LDD, N-VA en Vlaams Belang worden duidelijk stiefmoederlijk behandeld. Vergeleken met Groen is N-VA ruim drie keer ondervertegenwoordigd, Vlaams Belang zelfs bijna vier keer. We houden dan nog geen rekening met de spreektijd, om over de manier waarop de politici behandeld worden nog maar te zwijgen.

Belgisch volk vaakst

De stelling van Steunpunt Media dat «buiten de campagneperiode regeringspartijen veel en oppositiepartijen weinig aan bod» komen klopt dus niet. N-VA zit alleen maar in de Vlaamse regering, en Open Vld alleen maar in de federale. Toch wordt Open Vld relatief gezien veel vaker uitgenodigd naar De Zevende Dag dan N-VA. Het verschil in behandeling is nog groter wanneer we Groen en Vlaams Belang vergelijken, toch allebei oppositiepartijen. Wie alleen maar naar De Zevende Dag kijkt zou al snel kunnen denken dat Groen dubbel zo groot is als Vlaams Belang. Met de actualiteit heeft dit trouwens niets vandoen, want de scheeftrekking is een constante van seizoen tot seizoen.

Het is dan ook vooral links en Belgisch dat ruim aan bod mag komen op de openbare omroep, campagneperiode of niet. Rechts en Vlaams wordt hoogstens af en toe een beetje getolereerd, als het niet anders kan. Bijvoorbeeld tijdens een campagneperiode, maar alleen maar omdat grote scheeftrekkingen dan net ietsje meer zouden opvallen.

Dit artikel verscheen op 8 mei 2013 in 't Pallieterke.

dinsdag, juni 18, 2013

PVDA en PTB in het parlement?

Zondagavond werden de resultaten vrijgegeven van de driemaandelijkse barometer van Le Soir. De media schonken daarbij vooral aandacht aan de achteruitgang van de PS in Wallonië, en het blijvende hoge peil van de N-VA in Vlaanderen. Bovendien ziet het er meer en meer naar uit dat men volgend jaar voor het eerst iemand van de PVDA in het Vlaams Parlement zal mogen verwelkomen.

We wezen er in mei, bij de bespreking van de peilingen van De StandaardVRT en La Libre Belgique, reeds op dat de N-VA duidelijk over een piek in de peilingen heen is. De partij staat nog steeds ruim op winst vergeleken met de laatste verkiezingen, maar scores van rond de veertig procent liggen toch alweer een tijdje achter ons. Voorlopig stabiliseert de partij rond de 33 à 34%, en ze is daarmee nog altijd zo'n twee keer groter dan eerste achtervolger CD&V.

De Vlaamse christen-democraten blijven inderdaad voortkabbelen rond de 16%. Vergeleken met de provincieraadsverkiezingen van verleden jaar –het ijkpunt waar ze zelf zo graag naar verwijzen– is dat een stevige achteruitgang van meer dan vijf procent. Daarmee blijft het dus wel zoeken naar de eerste positieve effecten van Operatie Innesto op de scores van de partij in de peilingen. De stelling van Eric van Rompuy dat de CD&V volgend jaar «duidelijk boven de 20% in Vlaanderen» zal scoren kan bovendien op z'n minst gewaagd genoemd worden. Als statement om te verduidelijken dat hij niet in peilingen gelooft kan het in ieder geval tellen.

Ook bij de sp.a valt er weinig beweging te noteren: de partij blijft stabiel rond de 14% scoren. Ook daar slaat de vernieuwingsoperatie met een nieuwe beginselverklaring voorlopig dus nog niet aan. De Open Vld lijkt dan weer uit een dal te klimmen, en behaalt deze keer een uitslag dicht in de buurt van de provincieraadsverkiezingen. Begint het partijvoorzitterschap van Gwendolyn Rutten dan toch de eerste vruchten af te werpen?

Vlaams Belang stabiliseert rond de psychologische grens van de 10%, met deze keer een score er net onder. Groen blijft nog steeds hangen rond de 8%, terwijl LDD ver onder de kiesdrempel peilt. Als die laatste partij volgend jaar toch nog lijsten wil indienen, dan moet het zijn dat ze over peilingen dezelfde mening toegedaan is als Eric van Rompuy.

Voor de PVDA is deze peiling ongetwijfeld een morele opsteker. Met een score van 3,3% begint de partij in de buurt van de kiesdrempel te komen, en is een verkozene in één of andere kieskring helemaal geen dagdromerij meer. Dat blijkt trouwens ook uit een simulatie voor de zetelverdeling in het Vlaams Parlement, want die geeft de partij van Peter Mertens in de kieskring Antwerpen één zetel, ook al is het nog steeds boordje kantje. Het resultaat is echter wel consistent met de zetelverdeling die Le Soir zelf opstelde voor de federale Kamer.

De zetelverdeling voor het Vlaams Parlement toont overigens ook aan dat de N-VA na de verkiezingen in theorie maar hoeft te kiezen tussen de verschillende partners waarmee ze in zee wil gaan in de Vlaamse regering. In principe kan ze immers zowel met CD&V, Open Vld als sp.a een meerderheid vormen, zonder dat er een derde partner bij hoeft. In de praktijk is enkel een meerderheid met de CD&V groot genoeg om comfortabel te zijn. Waarschijnlijk is het politiek ook de enige haalbare coalitie met twee, want zowel sp.a als Open Vld distantiëren zich met de regelmaat van de klok van de N-VA.

Een coalitie van de drie traditionele kleurpartijen CD&V, sp.a en Open Vld maakt voorlopig geen schijn van kans om in het Vlaams Parlement een meerderheid te halen, en zelfs met Groen erbij is die meerderheid eerder aan de krappe kant. Ook een zogenaamde olijfboomcoalitie van CD&V, sp.a en Groen is dus geen realistische optie, en het is me dan ook een raadsel waarom ze voorgelegd werd als mogelijke coalitie aan de respondenten van deze peiling. Maar ook een V-meerderheid van N-VA en Vlaams Belang lijkt weer bijzonder veraf.

Aan Waalse zijde zakte de PS nu ook bij deze peiler onder de 30%. Het valt daarbij op dat de MR niet kan profiteren van het verlies van de PS, en dat ook cdH in een negatieve trend zit. Ecolo zit in een positieve trend, en wordt nu ook bij deze peiler –zeer nipt– groter dan cdH.

Het FDF blijft ver onder de kiesdrempel in Wallonië, net zoals de PP. Die laatste kent wel een kleine opstoot, door Le Soir toegewezen aan de polemiek rond weerman Luc Trullemans. Maar ook in het zuiden van het land valt de relatief goede score van de PTB op. Net zoals in Vlaanderen moet er ernstig rekening gehouden worden met één (of misschien zelfs meerdere?) zetels voor de extreem-linkse partij, een beetje afhankelijk van hoe haar aanhang verspreid woont over de kieskringen.

Het is duidelijk dat deze peiling opnieuw druk zal zetten op de regering–Di Rupo. Niet onmiddellijk aan Vlaamse zijde echter, want daar zitten zowel CD&V, sp.a als Open Vld in een merkwaardige ontkenningsfase. Alledrie doen alsof het hen tegenwoordig voor de wind gaat, terwijl ze alledrie op een historisch laag niveau zitten. Of fluiten ze alleen maar in het donker, goed beseffend dat het na de volgende verkiezingen krabben zal worden om zelfs met Groen erbij nog een meerderheid in Vlaanderen te halen?

Er valt echter deze herfst meer vuurwerk te verwachten uit Waalse socialistische hoek. Daar voelt men de hete adem van extreem-links, dat ondertussen al een flinke hap uit het eigen electoraat weggehaald heeft. Maar bovendien, zelfs al is extreem-links in Wallonië hopeloos versnipperd, dan nog lijkt het erop dat ze één of twee zetels zal kunnen binnenrijven, en dus haar intrede in de parlementen zal kunnen doen.

Een vroegtijdige val van de regering–Di Rupo lijkt me overigens weinig waarschijnlijk, maar dat de Vlaamse partijen onder druk zullen komen, staat nu al vast. De tijd dat de PS haar Vlaamse handlangers wou helpen in de strijd tegen de N-VA is daarmee voltooid verleden tijd. Op minder dan een jaar van de verkiezingen is het Waalse rode hemd nauwer dan de Vlaamse oranje-blauwe rok, en CD&V en Open Vld maken zich best nu al klaar om in het najaar enkele bittere pillen door te slikken. Of zouden Wouter Beke of Gwendolyn Rutten het toch aandurven een Alexander de Croo te doen?

Bijlage: Overzicht van alle peilingen in Vlaanderen sedert 2004 en Wallonië sedert 2006 (SlideShare).

zondag, juni 16, 2013

De ongeleide projectieten van Femen

Verleden week ontstond er enige beroering rond Femen. Leden van de organisatie belaagden aartsbisschop Léonard toen hij een lezing wou geven aan de ULB. Acties met blote borsten waarop slogans geschilderd zijn in combinatie met veel geschreeuw is zowat het handelsmerk van Femen, maar deze keer besprenkelden de actievoerders de aartsbisschop «wijwater».

Eerste akte. Op 4 april voerden leden van de Belgische tak van Femen voor het eerst actie. Zij protesteerden aan de Grote Moskee in Brussel naar aanleiding van de «Dag van de Internationale Topless Jihad», uitgeroepen om de Tunesische Amina te steunen. Omdat ze enkele naaktfoto's van zichzelf op Facebook had geplaatst werd ze bedreigd, en meenden sommigen zelfs dat ze gestenigd diende te worden.

Nieuws maken

De actie haalde de media, maar om één of andere reden kon de berichtgeving niet bepaald overdreven genoemd worden. De meeste kranten hielden het bij één miniem berichtje. De lezer mag zelf verzinnen hoe dat zou komen. Wie wel enthousiast reageerde was Filip Dewinter. Hij had echter het ongeluk dat hij bij een tweet over de actie in Brussel een foto van de actie uit… Parijs plaatste. Zoiets kan natuurlijk de besten overkomen, maar «onderzoeksjournalist» Ivan de Vadder sprong er meteen op. Hij maakte van de fout van Filip Dewinter bijna groter nieuws dan de actie zelf. Toeval of niet, het was het eerste onderwerp van de nieuwe Fact Checker-rubriek in De Zevende Dag. We sluiten niet uit dat die rubriek al maanden op voorhand gepland was om van start te gaan op 7 april, maar er zijn zo van die toevallige toevalligheden die we maar niet van ons af kunnen slaan.

Tweede akte. Op 23 april denken aartsbisschop Léonard en Guy Haarscher 's avonds in alle rust aan de ULB een lezing te kunnen geven over godslastering. Niet dus, en de foto's van aartsbisschop Léonard die bidt terwijl vier razende hem met water besprenkelen gaat heel de wereld rond.

Over de schreef

Opvallend: de berichtgeving over deze actie verloopt al een pak vlotter in de vaderlandse media. In sommige kranten was de actie zelfs een verwijzing vanop de voorpagina waard. De achtergrond van Femen wordt zelfs uitgebreid uit de doeken gedaan, en één van haar leden mag haar zeg komen doen in bijvoorbeeld De Standaard. Aangezien Léonard betrokken partij is zijn de ietwat puberale grapjes niet van de lucht, en in de week-end-edities moet de hele actie nog eens nadrukkelijk met een knipoog herkauwd worden.

Let wel dat er een levensgroot verschil bestaat tussen de eerste en de tweede actie. In de media kwam dat echter niet echt uit de verf. Door hem te besprenkelen met water, schonden de activistes van Femen immers de persoonlijke integriteit van aartsbisschop Léonard. Wijwater (of gewoon water) is op zich uiteraard totaal ongevaarlijk, maar hoe kon de aartsbisschop op het ogenblik dat hij besprenkeld werd weten dat het inderdaad niet meer dan dat was? Het had net zo goed één of ander zuur kunnen zijn. Men kan van het doel van de actie dus vinden wat men wil, maar de tweede actie was wel duidelijk óver de schreef.

Dolle dellen

De reactie van Vlaams Belang was deze keer iets minder enthousiast. Bart Laeremans stelde zelfs een parlementaire vraag over de actie aan minister van Justitie Annemie Turtelboom. Hij vond dat als de Staatsveiligheid Vlaams Belang in het oog hield, ze ook de «dolle dellen» van Femen wat beter in de gaten mochten houden. (Iets zegt me dat sommige agenten dat zelfs met veel plezier zouden doen.) Annemie Turtelboom vond dat echter niet nodig, aangezien Femen volgens haar helemaal niet extremistisch zou zijn. Helemaal ongelijk kunnen we haar niet geven. Anderzijds heeft Bart Laeremans toch ook een punt waar hij stelt dat Femen wel eens voor problemen zou kunnen zorgen bij een bezoek van een buitenlands staatshoofd. De parallel met Sharia4Belgium lijkt me echter wat overdreven. Persoonlijk vind ik dat als de Staatsveiligheid denkt nog wat tijd over te hebben, ze beter nog een paar haatbaarden extra in de gaten zouden houden.

Morele lessen. Eén: beoordeel een organisatie niet op haar eerste actie alleen, zeker als je haar achtergrond niet helemaal kent. Bij Vlaams Belang hebben ze hopelijk nu hun lesje wel geleerd.

Socialism Kills

Twee: de dames –nou, ja– van Femen hebben wel lef. De obligate vraag of ze hetzelfde zouden willen doen tegenover een imam hoefde deze keer niet gesteld te worden. Maar wat met een actie bij een logetempel, vaak nog altijd een stricte no go-zone voor vrouwen? Of eens een volkshuis binnenvallen met als slogan «Socialism Kills»? Het hoeft immers niet altijd «Religion Kills» te zijn. De organisatie stamt bovendien uit de Oekraïne, en zou dus wel één en ander moeten afweten van socialisme in de praktijk. Ik vermoed echter dat Brussel en Parijs Kiëv nog niet is.

Femen Belgique

Drie: een kleine voorspelling. Met een communautaire verdeling van vijf Franstaligen tegenover één Vlaamse mag je er gif op innemen dat Femen vroeg of laat op een Vlaamse manifestatie zal opduiken. De IJzerwake bijvoorbeeld. Of een congres van N-VA of Vlaams Belang. Filip Dewinter kan de komende maanden maar beter zijn smart phone goed bij de hand houden.

Dit artikel verscheen op 24 april 2013 in 't Pallieterke.

woensdag, juni 05, 2013

Winnaars en verliezers na het Onderweelakkoord

Na enkele spannende dagen, waarbij volgens de «kenners» de regering–Peeters II even aan een zijden draadje hing, werd er dan toch een akkoord bereikt over de onderwijshervorming. Kort samengevat zegt het akkoord dat er in 2016 een definitieve beslissing zal genomen worden over de invoering van de befaamde matrixstructuur, tenzij dat een achteruitgang zou betekenen vergeleken met de huidige situatie. Dat laatste zou er eigenlijk nog maar aan ontbreken.

Het is niet gemakkelijk een zeker déjà vu-gevoel te onderdrukken bij de berichtgeving over het bereikte akkoord. Er wordt immers niet bepaald veel beslist, behalve dat de definitieve beslissing uitgesteld wordt tot 2016. Minister-president Kris Peeters is er met andere woorden opnieuw in geslaagd een dubbelbesluit uit zijn hoed te toveren, en de vraag is nu vooral: moeten we dit nu een Onderweel- of een Oosterwijsakkoord noemen? Het is bovendien opvallend hoe er vandaag, net zoals toen, in de regering alleen maar winnaars te bespeuren vallen. Het valt af te wachten of dat in 2016 ook zo zal zijn.

CD&V-partijvoorzitter Wouter Beke was er in ieder geval als de kippen bij om de regering te feliciteren met het bereikte akkoord. Zijn nadrukkelijke proficiat-communicatie lijkt echter verdacht veel op de hoera-communicatie die hij eerder al ten beste gaf over de zesde staatshervorming, en dan in het bijzonder de «splitsing» van Brussel-Halle-Vilvoorde. Een mens begint zich op den duur af te vragen of die man zichzelf nog zou geloven.

De N-VA wint bij dit akkoord, maar wel op voorwaarde dat ze in de volgende Vlaamse regering zit. Haar gok: er zal wel één of andere studie geproduceerd kunnen worden die bewijst dat de matrixstructuur een verslechtering betekent tegenover de huidige situatie, en daarmee is de onderwijshervorming in 2016 alsnog volledig van de baan. En anders kan er altijd nog wel politieke druk gezet worden om de plannen hoe dan ook af te voeren, want tegen dan hoopt de N-VA zowel in het Vlaams Parlement als in de Vlaamse regering dé dominante partij te zijn.

Ook de sp.a wint, maar eveneens op voorwaarde dat ze in de volgende Vlaamse regering zit. Haar gok: er zal niet aangetoond kunnen worden dat de matrixstructuur een verslechtering inhoudt tegenover de huidige situatie. Zowat alle specialisten steunen immers de hervormingsplannen van minister van Onderwijs Pascal Smet, en dus zou dat haalbaar moeten zijn. En anders kan er, inderdaad, altijd nog politieke druk gezet worden, zeker als de N-VA na de verkiezingen van 2014 in de Vlaamse oppositie belandt, en de volgende Vlaamse regering vooral een anti-V-regering (en dus ook anti-N-VA-regering) zal zijn.

Zowel voor de N-VA als voor de sp.a is dit dus uiteindelijk een nuloperatie: een volgende regering had altijd nog een hervorming kunnen terugdraaien, of net wel in gang zetten met hoogstens een jaartje of wat vertraging. Vraag is alleen welke perceptie er zal blijven hangen bij de kiezer. Vermoedelijk wordt dit de N-VA-versie bij de N-VA- en Groen-kiezer, en de sp.a-versie bij de sp.a- en Vlaams Belang-kiezer. De CD&V-kiezer zal alleen onthouden dat er een akkoord was, en de Open Vld-kiezer dat dat er niet was.

Groen en Vlaams Belang zijn niet echt verliezers, maar ook geen winnaars. Zij kunnen zich profileren tegenover respectievelijk sp.a en N-VA, maar dat is het dan ook. Er is echter wel één absolute verliezer: de Open Vld. Het wispelturig gedrag van die partij, door eerst een wisselmeerderheid te willen leveren voor de matrixstructuur om daarna met een ultra-traditioneel voorstel op de proppen te komen maakte van die partij quantité négligeable, om niet te zeggen de risée van het Vlaams Parlement. Partijvoorzitter Gwendolyn Rutten, die er blijkbaar meer belang aan hecht toch maar in de kijker te kunnen lopen dan eens iets zinnigs te zeggen, draagt hierbij een zware verantwoordelijkheid. Ongetwijfeld zal zij vroeg of laat hiervoor de rekening gepresenteerd krijgen.

maandag, juni 03, 2013

De partijpolitieke posities in het onderwijsdebat

Er worden in het onderwijsdebat politieke spelletjes gespeeld, zo heet het hier en daar in de media. Maar is dat wel zo? Speelt bijvoorbeeld de sp.a enkel een spelletje als ze mordicus een onderwijshervorming wil doorvoeren? En verzet de N-VA zich werkelijk alleen maar om de sp.a eens goed op haar plaats te zetten?

Gisterochtend las ik de analyse van Peter de Roover bij Doorbraak.be, maar hoewel ze nog één van de beste analyses van de afgelopen dagen is, kreeg ik er toch niet bepaald een bevredigd gevoel van. Enerzijds is de analyse te eenvoudig, want het standpunt van de CD&V zit heus wel dieper dan simpel ACW-revanchisme tegenover de N-VA. Maar anderzijds was de analyse ook te vergezocht, want geen enkele partij laat haar standpunten bepalen door een specialist in een commissie–zeker in zo'n zwaar dossier niet. We proberen daarom zelf de zaken eens op een rijtje te zetten.

Allereerst over het dossier zelf. Het is duidelijk dat de voorstanders van de Grote Hervorming het lastig hebben om veel argumenten aan te dragen tegenover de huidige organisatie van het Vlaams onderwijs. Neem bijvoorbeeld de PISA-cijfers van de OESO, die vergeleken met nog maar het Franstalige of het Nederlandse onderwijs het Vlaams onderwijs niet bepaald in een slecht daglicht stellen. Ook de argumentatie van de «schotten» tussen de onderwijsrichting zit niet helemaal snor. Wat stellen die schotten eigenlijk voor als er anderzijds wel sprake is van «watervallen»? Dat zijn in het beste/slechtste geval dus maar éénrichtingsschotten.

Maar ook: zolang iemand die ASO volgt er later in het leven gemiddeld beter voorstaat dan iemand die TSO of BSO heeft gevolgd –onder meer qua loon– zolang zullen ouders hun kinderen liever toch maar eerst ASO willen laten proberen voor ze afzakken naar TSO. Is er dan geen nood aan technisch geschoolden, of technisch onderwijs van de bovenste plank? Natuurlijk wel, maar zolang de industrie –terecht, voor wie iets van economie kent– weigert technisch geschoolden evenveel loon uit te betalen als een ingenieur of een econoom, kan men zich een breuk sleutelen aan het TSO zonder dat het ook maar iets zal uithalen. De etiketten ASO, TSO en BSO op z'n Gents begraven zal daar al zeker niets aan veranderen. Je kan immers van ouders veel vragen, zelfs dat ze dagenlang voor een school gaan kamperen om hun kinderen toch maar ingeschreven te krijgen, maar niet dat ze niet meer het beste voor hun kinderen zouden wensen. Het zou me in dat verband trouwens niets verbazen als al die hervormingsadepten van sp.a, Groen en Open Vld hun kinderen netjes in een ASO-richting hebben gestopt, of dat toch tenminste geprobeerd hebben.

Er zullen dus altijd richtingen blijven bestaan die meer prestige hebben dan anderen, om de eenvoudige reden dat sommige richtingen nu eenmaal een beter uitzicht zullen geven op goede jobs–typisch het beter betaalde hersenarbeid en niet het slechter betaalde handenarbeid. Wie zich daar niet bij wil neerleggen zit met een ideologisch probleem, of heeft gewoonweg niet het beste voor met de jeugd. Maar dat neemt niet weg dat er ongetwijfeld nog ruimte voor verbetering is in het Vlaams onderwijs, en zowel de «waterval» als de vele diplomalozen zijn een reëel probleem. En telkens weer een levensgroot drama voor de betrokkenen.

Wat nu met de partijpolitieke posities? Om te beginnen de regeringspartijen, met sp.a op kop. Uiteraard wil de sp.a hervorming, al was het maar omdat ze in die partij van zichzelf vinden dat ze progressief zijn. Ongetwijfeld zijn zij daarbij oprecht bekommerd om de kansarme kinderen, en dan in het bijzonder de watervallers en de diplomalozen. Het zou er immers nog maar aan ontbreken. Maar we weten ook uit het verleden dat de linkse pleidooien voor gelijke kansen nogal vaak uitmonden in een beleid naar gelijke resultaten. Als we Pascal Smet er bijvoorbeeld horen voor pleiten dat iedereen een diploma moet halen, roept dat al snel een beeld op van een totaal waardeloos diploma dat uit een automaat gehaald kan worden. Het verklaart meteen ook de tegenstand van de N-VA tegen de hervormingsplannen, omdat die partij zich net profileert als een conservatieve partij. (Wat ironisch genoeg niet helemaal consistent is met hun slogan van de laatste verkiezingen.) En je kan van een partijvoorzitter die graag al eens uitpakt met een Latijnse spreuk niet verwachten dat hij zomaar de Latijnse gaat laten afschaffen.

Maar het zit ook wat dieper. De sp.a profileert zich al sedert het begin van de regering–Peeters II op een onderwijshervorming, en minister Pascal Smet heeft eigenlijk ook niets anders om mee te kunnen uitpakken bij de komende verkiezingen. Dat een overwinning in dit dossier met zich mee zou brengen dat de N-VA eens in het zand moet bijten is natuurlijk niet echt een nadeel, maar waarschijnlijk toch ook niet de grootste drijfveer om toch te willen doorzetten.

Omgekeerd: de N-VA heeft zich al enkele keren geprofileerd als een tegenstander van die onderwijshervormingen –en lang niet zo onschuldig en discreet als Peter de Roover het wil doen uitschijnen–, en kan dus ook moeilijk terug. Het is dan ook logisch dat de N-VA op minder dan een jaar van de verkiezingen de sp.a geen gemakkelijk puntje wil laten scoren, zeker zolang het ernaar uitziet dat de N-VA na die verkiezingen dubbel tot driedubbel zoveel zitjes zal kunnen bezetten in het Vlaams Parlement. Dit dossier gaat bovendien recht naar het hart van de kerngroep van de N-VA-kiezers, en de partij zou dus wel gek zijn zich zomaar te laten doen. En opnieuw dus: de sp.a eens goed op haar plaats zetten zou niet ongelegen komen, maar is niet de grootste reden om het spel hard te spelen.

Bij de CD&V is de zaak redelijk eenvoudig: zij zoeken zoals altijd gewoon de weg van de minste weerstand om tot een akkoord te komen. De inhoud is daarbij van ondergeschikt belang, zolang zij zich maar kunnen profileren als de Staatsmannen, de Verzoeners, de Verantwoordelijkheidnemers, de Compromismakers. Vermoedelijk besloot de CD&V-top op een gegeven moment dat een onderwijshervorming de snelste en veiligste manier was om tot een akkoord te komen, ook al omdat de top van het katholiek onderwijs bij monde van Mieke van Hecke positief stond tegenover die hervorming. Opnieuw: dat de N-VA daardoor in het zand zou moeten bijten was voor die CD&V-top waarschijnlijk een welgekomen bonus, maar ook niet meer dan dat. En niets doet op dit ogenblik vermoeden dat een verwerping van de hervorming door de CD&V de zaken zoveel eenvoudiger zou gemaakt hebben dan vandaag het geval is.

Bij oppositiepartij Groen valt er geen verrassing te noteren. Natuurlijk zijn zij voorstander van een hervorming, net zoals de sp.a. Als er binnen de Vlaamse regering een akkoord gevonden wordt, zal je er gif op kunnen innemen dat Groen het akkoord zal verwerpen omdat het niet ver genoeg zal gaan. En anders zal zij graag stemmen voor een wisselmeerderheid leveren, als er maar hervormd kan worden. Bij hen speelt het waarschijnlijk al een veel grotere rol om zich daarbij te profileren tegenover de N-VA.

Hetzelfde geldt voor de Open Vld. We weten trouwens uit de tijd van Marleen Vanderpoorten dat ook die partij niet vies is van een onderwijshervorminkje omwille van het hervorminkje, zoals de Gelijke Onderwijskansen (GOK) en de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs aantonen. Dat de achterban van die partij misschien een andere mening toegedaan is, doet, zoals wel vaker bij die partij, niets ter zake. Dan zet men nog liever de N-VA eens een ferme hak. We verwonderen er ons dan ook over dat Peter de Roover zich verwonderde over het standpunt van de Open Vld.

De mening van Vlaams Belang is in dit dossier van weinig of geen belang. De partij heeft altijd gezworen bij het traditionele onderwijs, maar kan door het cordon sanitaire niet wegen in dit dossier. Maar de partij zit daarmee wel op dezelfde lijn als de N-VA, en zal daarom met veel plezier in het Vlaams Parlement het «originele» standpunt van de N-VA uitgebreid willen verdedigen.

Zoals de lezer merkt: echt vies zijn de politieke partijen niet van een politiek spelletje, maar de hoofdmotivaties van de verschillende partijen voor hun standpunten in het onderwijsdebat zijn en blijven ideologisch. Op zich kan men zich daar trouwens alleen maar over verheugen. Maar dat journalisten de blokkering van de hand doen als een politiek spelletje baart meer zorgen. Het zegt in ieder geval meer over die journalisten dan het huidige politieke klimaat in Vlaanderen.