vrijdag, oktober 28, 2011

Komediant-intrigant Elio di Rupo

Als de huidige formatiepoging al iets aangetoond heeft, dan wel dat formateur Elio di Rupo er een ietwat speciale leidersstijl op nahoudt. Hoewel hij geen deel uitmaakt van de regering–Leterme II, bestond er weinig twijfel over dat hij de man was die achter de schermen de touwtjes stevig in handen hield. Maar nu hij zelf de leiding moet nemen slaagt hij er niet in zijn reflexen als intrigant achter zich te laten.

Aan de vaststelling dat Elio di Rupo een komediant is, hoeven we niet veel woorden vuil te maken. Wie de persconferentie gezien heeft waar hij de ondertussen beruchte «Comment est-ce qu'il ose?» uitsprak over de nota–De Wever weet immers genoeg. In dat opzicht is Elio di Rupo niet meteen de meest geschikte man om alle clichés over Italianen of homo's als ijdeltuiten en drama queens naar de vuilnisbelt te verwijzen. Dat hij die gewoonte niet meteen van zich zou afwerpen werd niet verwacht, omdat deze trek te fundamenteel is voor Elio di Rupos persoonlijkheid. Uiteindelijk is dit ook niet van zo groot belang voor het komende regeerakkoord of het beleid van de toekomstige regering–Di Rupo I. Ik betwijfel echter wel of dit een stijl is die in Vlaanderen lang in goede aarde zal blijven vallen, als ze dat al ooit gedaan heeft. De dag dat de modale Vlaming er finaal zijn buik van vol krijgt zal Bart de Wever massaal kunnen oogsten.

Opmerkelijker is echter dat hij, nu hij formateur is, gebruik blijft maken van intriges allerhande om in de «Wetstraat 16» te raken. In de plaats daarvan zou hij immers ook kunnen kiezen voor de directe onderhandelingen, voorstellen doen en af en toe zijn wil proberen doordrukken om tot een resultaat te komen. De klacht die al lang meegaat is echter dat Elio di Rupo zich niet wil «smijten», waardoor de onderhandelingen tot in het oneindige blijven aanslepen. Veel tastbaar bewijs hebben we daar als kiezer natuurlijk niet voor, behalve dan dat deze formatie nu al een eeuwigheid duurt. Verder is er nog de manier waarop enkele sleutelmomenten voor deze onderhandelingen tot stand zijn gekomen.

Zo zijn er bijvoorbeeld de liberalen van Open Vld en MR. Eerst mochten ze er niet bij, om uiteindelijk toch te mogen deelnemen aan de gesprekken over de staatshervorming. Het was echter formateur Elio di Rupo niet die hen ten lange leste uitnodigde, maar wel N-VA-partijvoorzitter Bart de Wever. (Achteraf gezien bijzonder ironisch natuurlijk, want precies daardoor kon de N-VA uiteindelijk uit de onderhandelingen geloosd worden, en was het bovendien de Open Vld die als eerste de N-VA als een baksteen liet vallen.) Bovendien moest er eerst nog een rondje komedie met de koning opgevoerd worden vóór de liberalen ook echt mee aan de onderhandelingstafel mochten aanzitten. Officieel «onderging» Elio di Rupo die beslissing, en had hij hen eigenlijk liever niet aan tafel gezien.

Op een gelijkaardige manier verdween de N-VA van de onderhandelingstafel. Officieel had hij hen er liefst bij gehouden, maar wat kon hij eraan doen dat zij zijn uiterst evenwichtige en alleen maar te goeder trouw geschreven nota zomaar pardoes verwierpen? Het zal je als formateur inderdaad maar overkomen! Van een herkansing voor de N-VA kon echter geen sprake zijn – daarvoor was de regeringsvorming natuurlijk te dringend.

Vervolgens was er dan de beruchte donderpreek van koning Albert II de Boze, waarin de vorst een regering hic et nunc eiste, om de volgende dag reeds de onderhandelaars tot maar liefst drie weken vakantie te verplichten. Opnieuw zat er de formateur niets anders op dan de beslissing van een ander te ondergaan, waarna hij gezwind zijn koffers pakte om in Italië weer een beetje bij te kunnen bruinen.

Ei zo na werd aan die drie weken vorstelijk verplichte vakantie nog een vierde week toegevoegd, omdat CD&V-voorzitter Wouter Beke zo dom was geweest een jaar eerder al zijn vakantie een beetje ongelukkig te plannen. Opnieuw een geval van overmacht voor de formateur, zo leek het, tot Wouter Beke de bal terugkaatste en liet weten dat hij dichtbij een TGV-station logeerde, en dus altijd beschikbaar was om snel over en weer te reizen naar Brussel voor een vergadering. Exit vierde week vakantie dus, en Elio di Rupo was bijna betrapt op een beslissing.

Volgend wapenfeit waar Elio di Rupo voor niets tussen zat: het vertrek van de groenen van de onderhandelingstafel eens het luik van de staatshervorming afgerond was. Opnieuwe had de formateur zowel Groen! als Ecolo er liever wel bij gehad in de komende regering, maar Open Vld en in mindere mate ook CD&V hadden nu eenmaal een veto gesteld tegen Groen!, en Ecolo was niet bereid in een regering te stappen zonder hun fractiegenoten uit het Noorden.

Als we het dus allemaal moeten geloven zullen maar liefst drie van de negen partijen die in aanmerking kwamen om deel te nemen aan de volgende federale regering in de oppositie zitten (N-VA, Ecolo en Groen!). Twee anderen waren niet gewenst (MR en Open Vld), maar nemen nu toch deel aan de gesprekken, zij het met de nuance dat één van hen ondertussen met een afscheiding te maken kreeg (FDF). Slechts vier van de negen partijen waren echt gewenst (PS, CD&V, sp.a en cdH), en konden ook aan boord blijven. In aantal kamerleden uitgedrukt betekent dit dat 40 afwezige gewenste kamerleden uitgewisseld werden met 28 ongewenste aanwezigen, terwijl een kern van 65 gewenste aanwezigen behouden werd. Je vraagt je af waar die man feitelijk mee bezig is, want wie de optelsom maakt zal merken dat het aantal afwezigen en ongewensten groter is dan het aantal gewenste aanwezigen. En dat allemaal dus zogezegd buiten zijn wil om!

Een nieuw staaltje van hoe Elio di Rupo liefst elke verantwoordelijkheid van zich afschuift zonder echter de controle te willen verliezen, kregen we deze week te zien. Toen MR-voorzitter Charles Michel op de proppen kwam met zijn eis dat de gewesten en de gemeenschappen een grotere begrotingsinspanning moesten leveren, produceerde Elio di Rupo prompt… twee sets met handpoppen. Het ene setje is beter bekend onder de naam Hoge Raad van Financiën (HRF), en werd eigenlijk gevraagd een nieuwe kopie van een rapport van enkele maanden geleden te maken. Zuiver tijdverdrijf dus, want Elio di Rupo had net zo goed aan Charles Michel kunnen zeggen dat hij gewoon vast zou houden aan het vorige rapport, tenzij Charles Michel goede redenen op tafel zou kunnen leggen om dat niet te doen.

Het tweede setje handpoppen van Elio di Rupo bestond uit het drietal gewestelijke minister-presidenten dat ons landje telt. Twee daarvan, met name de Brusselse minister-president Charles Picqué en zijn Waalse collega Rudy Demotte, zijn van PS-signatuur, en staan bovendien aan het hoofd van twee gewesten die eerder bekend staan om hun chronisch geldgebrek dan hun besparingsijver. De derde minister-president, Kris Peeters, zou wel een inspanning kunnen leveren, was het niet dat hij zich onsterfelijk belachelijk zou maken als hij op het eenvoudige signaal van Charles Michel de Vlaamse buiksriem nog eens zou aanhalen. Zoiets zou geheid voor gerommel binnen de Vlaamse regering zorgen, nog afgezien van het feit dat het ook in zijn voordeel is als de milde sinterklaaspolitiek van volgend jaar ongestoord door zal kunnen gaan zoals reeds jaren geleden gepland. Of toch als hij graag in 2014 herkozen zou willen raken.

Het liet zich dan ook raden dat tweemaal tot dezelfde conclusie werd gekomen: de federale overheid zal zelf de bijdrage moeten leveren die ze moet leveren. Dat stond natuurlijk al van in het begin vast, alleen werd er nog maar eens een week tijd verloren om die dringend noodzakelijke –zegt men toch– federale regering te vormen. Charles Michel kan men echter niet verwijten dat hij voor zijn partijbelangen opkwam, hoe doorzichtig het spelletje dat hij speelde ook was. Dit tijdverlies kan slechts op één iemands conto geschreven worden, en wel dat van Elio di Rupo. In plaats van een stukje dubbel poppenkast op te zetten, had hij Charles Michel onmiddellijk kunnen vertellen waar het op stond. Zich even profileren mag, maar men moet ernstig blijven. En als Charles Michel met dat antwoord geen vrede had kunnen nemen, had hij het bericht moeten krijgen dat hij zich altijd nog naar hartenlust mocht gaan profileren in de oppositie. Met de groenen op de reservebank is de MR nu ook weer niet zo onmisbaar.

Wat betekent dit voor de toekomst? Allereerst dat men zich bij de N-VA nog gelukkig zal mogen prijzen dat men ontsnapt is aan een deelname aan de komende regering–Di Rupo I. Het is best mogelijk dat Open Vld-voorzitter Alexander de Croo deze zomer de vruchten in de bomen zag hangen, maar ondertussen zal misschien toch al het besef gegroeid zijn dat die druiven toch maar zuur smaken. Ga het maar eens aan je achterban uitleggen dat er alweer geen ruimte was voor één van je partijstandpunten na een nieuw stukje theater van Elio di Rupo. De ene keer wordt er één of andere raad van experten opgevist om het liberaal varkentje te wassen, de andere keer een groepje politici van een ander bestuursniveau om zich met een kluitje in het riet te laten sturen. En als wat verteld wordt Elio di Rupo niet zint, zoals recent nog met de Europese aanbevelingen voor de sanering van de overheidsuitgaven, speelt hij gewoon Oost-Indisch doof of voert hij een nieuw nummertje drama op. Het zal dus al goed zijn als de Open Vld in 2014 de kiesdrempel nog haalt.

Ironisch is het trouwens dat Alexander de Croo de regering–Leterme II liet vallen omdat hij onvoldoende liberale accenten kon leggen. Uiteindelijk zal hij terecht komen in precies dezelfde regering, maar dan wel één aangevuld met de sp.a en aan het hoofd ervan een Waalse socialist. Van een centrum-rechts-linkse regering naar een centrum-links-rechtse regering dus. Het is nu al uitkijken naar welke «strategische» zet Alexander de Croo in 2012 zal doen. We wensen hem in ieder geval nu al veel plezier toe in de regering van komediant-intrigant Elio di Rupo. Of zoals ze in het Engels zeggen: May you live in interesting times

zondag, oktober 09, 2011

Net-niet-samenvallende verkiezingen plat CD&V-kiezersbedrog

De CD&V klopte zich de laatste dagen op de borst dat áls de federale en regionale legislaturen na 2014 gelijkgeschakeld zullen worden, het Vlaams Parlement de mogelijkheid zal krijgen om zelf de precieze datum van de Vlaamse verkiezingen te bepalen. Klinkklare onzin natuurlijk, want organisatorisch wordt dit een nachtmerrie, en de CD&V is er de partij niet naar om zelfs nog maar in het licht van enkele triviale praktische bezwaren toch te blijven vasthouden aan haar principes.

Meyrem Almaci legde vandaag in De Zevende Dag CD&V, N-VA en Vlaams Belang een goede vraag voor: waarom zijn samenvallende Europese en Vlaamse verkiezingen voor hen nooit een probleem geweest, en zijn Vlaamse en federale verkiezingen dat plots wel? Die vraag gaat naar de essentie van de kwestie, en vermoedelijk heeft zij er zelf geen flauw idee van wat die essentie precies is. Anders zou zij die vraag immers niet gesteld hebben, met het risico dat Jan Jambon of Gerolf Annemans haar van antwoord zouden gediend hebben, want dan had ze meteen ook kunnen inpakken. Gelukkig voor haar en jammer voor de kijker waren beide heren blijkbaar niet helemaal bij de pinken –het was zondagochtend voor iedereen–, en kwam er dus ook geen antwoord op haar vraag. Dat antwoord is nochtans eenvoudig: de Europese verkiezingen leiden niet tot een regeringsvorming die de Vlaamse regeringsvorming overschaduwt of zelfs overneemt, de federale verkiezingen wel. En daar is het hem dus voor de ene precies om te doen, terwijl de anderen zulk scenario trachten te vermijden.

Ondertussen is pijnlijk duidelijk geworden dat CD&V-voorzitter Wouter Beke meer dan een maatje te klein is voor zijn collega's partijvoorzitters. En dat zegt veel wanneer zich onder die collega's onder meer politieke dwergen als een Wouter van Besien en een Caroline Gennez bevinden. Zo bestaat er geen twijfel over dat Wouter Beke zich al een eerste keer fameus liet rollen toen hij zijn zegen gaf aan de hervorming van de Senaat. Op dat ogenblik werd immers al bezegeld dat de regionale en federale verkiezingen voortaan moeten samenvallen, maar de CD&V-voorzitter had dat hoogstwaarschijnlijk helemaal niet door. (Of hij is extreem achterbaks.) Want inderdaad, als de nieuwe Senaat samengesteld wordt op basis van de uitslag van zowel de federale als de regionale verkiezingen, dan wordt dat toch bijzonder onpraktisch als die federale en regionale verkiezingen niet samenvallen. Het betekent immers dat men ofwel de Senaat middenin een federale legislatuur opnieuw zal moeten samenstellen, ofwel een gewijzigde situatie in de regionale parlementen met vertraging in de Senaat zal doorvoeren. Het eerste geval kan ernstige gevolgen hebben voor de federale coalitie, waardoor de regionale verkiezingen plots een belangrijk federaal aspect krijgen. In het andere geval is het in het uiterste geval mogelijk dat gewijzigde politieke krachtsverhoudingen met een vertraging van drie–vier jaar doorsijpelen naar die hervormde Senaat, misschien wel op een ogenblik dat de die verhoudingen in het veld alweer gewijzigd zijn.

Verder verklaart de CD&V natuurlijk keer op keer wel principieel tegen samenvallende verkiezingen zijn, maar wanneer puntje bij paaltje komt volstaat het voor de partij om tegen haar eigen principes te stemmen als er al een meerderheid binnen de federale meerderheid gevonden wordt. Zoals zo vaak zegt de CD&V wel dat ze Vlaams wil zijn, maar even zo zaak zijn de praktische bezwaren snel gevonden om toch maar weer toe te geven aan het Belgische staatsbelang, zoals het dossier–Brussel-Halle-Vilvoorde de afgelopen jaren zo uitvoerig heeft bewezen. Dat er dus een ruime Vlaamse meerderheid tegen is, is voor die partij absoluut geen bezwaar, laat staan een argument om samenvallende verkiezingen nogmaals krachtig af te wijzen. Er moet immers federaal geregeerd worden, en postjes bezet.

Het schamele vijgenblad waar de partij zich vandaag echter tracht achter te verschuilen, is dat het Vlaams Parlement vanaf 2014 de bevoegdheid zou krijgen zelf haar eigen verkiezingsdatum vast te leggen. De regionale verkiezingen zouden dan vanaf 2019 een paar weken voor of na de federale en de Europese verkiezingen kunnen plaats vinden, zo wil de theorie het. Het probleem is enkel dat er in dat vijgenblad enkele grote gaten zitten, zo groot dat ik dit principe van de net-niet-samenvallende verkiezingen zelfs plat kiezersbedrog zou willen noemen. Bij sp.a en Open Vld zal men zich trouwens werkelijk een kriek gelachen hebben toen Servais Verherstraeten hierover vandaag in De Zevende Dag een plechtige oproep richting N-VA deed, om dit principe na 2014 toch maar te willen goedkeuren.

Het staat immers nu al vast dat de CD&V op die oproep zal terugkomen. Er zijn immers twee ernstige bezwaren tegen net-niet-samenvallende verkiezingen die er zullen voor zorgen dat de CD&V zelfs bereid zal zijn als het moet tegen die net-niet-samenvallende verkiezingen te stemmen na 2014. Het eerste bezwaar is louter praktisch: wie gaat immers al die stembureaus bemannen? Als het vandaag vaak al een onmogelijke zaak is om voldoende volk op te trommelen, wat wordt dat dan met twee verkiezingen die kort op mekaar volgen? Maar een nog groter probleem is natuurlijk… Brussel. De CD&V slaagt er nog niet eens in de kinderbijslag in Brussel volgens de gemeenschappen te splitsen, hoe zal ze daar dan wel gescheiden regionale verkiezingen afdwingen? Gaat men werkelijk de Vlaamse Brusselaars de ene week oproepen, de Franstaligen een week later, en vervolgens alle Brusselaars nog eens een derde en een vierde keer voor de Brusselse en de federale en Europese verkiezingen? Daar gaat veel volk naar komen kijken. Dat het Vlaams Parlement na 2014 zélf zal kunnen beslissen op welke zondag de Vlaamse verkiezingen gehouden kunnen worden, vergeet dat dus maar.

En dan stelt zich dus opnieuw de vraag: is Wouter Beke zo dom dat hij gewoon niet snapt dat net-niet-samenvallende verkiezingen praktisch en organisatorisch onmogelijk zijn, en dus flink in de maling genomen werd door de andere federale onderhandelaars? Of weet hij het wel, maar is hij, en met hem de rest van de CD&V-top, zo achterbaks dat hij deze lege doos wil gebruiken als glijmiddel om de samenvallende verkiezingen verkocht te krijgen aan het CD&V-partijcongres? Ik laat het aan de lezer over te overwegen welke van de twee gevallen eigenlijk het ergst is.

Een peiling is nooit «maar een peiling»

Vrijdagavond publiceerden De Standaard en de VRT de resultaten van hun laatste peiling. Opvallend: de resultaten van die nieuwe peiling spraken die van de peiling van La Libre Belgique op sommige punten flagrant tegen, maar dat vernam de lezer of de kijker natuurlijk niet. Meer zelfs, de Vlaamse media zoomden deze keer gretig in op enkele aspecten die bij de vorige peiling amper de aandacht konden trekken.

Hét grote nieuws van deze peiling was niet alleen dat de N-VA winst blijft maken, maar ook dat de CD&V opnieuw lichtjes vooruit zou gaan. De analyses dat de CD&V zich dus opnieuw gepositioneerd heeft en helemaal niet te lijden heeft onder de breuk met haar voormalige kartelpartner deze zomer waren dan ook niet van de lucht. Wie wel zou betalen voor de winst van de N-VA is het Vlaams Belang, dat deze keer resoluut onder de psychologische drempel van de tien procent uitkomt. Grosso modo zouden de vier federaal onderhandelende partijen daarmee stand houden, en lijkt er dus geen vuiltje aan de driekleurige federale regeringslucht.

Mogen we toch even teruggrijpen naar de resultaten van amper twee weken geleden, en eens één en ander vergelijken? Zo plaatste die peiling de CD&V op een duidelijk verlies tegenover de laatste verkiezingen, dus helemaal geen lichte winst. Ook sp.a en Open Vld tuimelden toen nog naar beneden vergeleken met 13 juni 2010, terwijl Groen! status quo bleef. Gevolg van dit alles was dat N-VA en Vlaams Belang samen in het Vlaams Parlement virtueel net de helft van de zetels wisten te halen – eentje te weinig om over een volle meerderheid te kunnen spreken. De legitimiteit van een federale regering–Di Rupo I, ook al zouden alle vier de federaal onderhandelende partijen tot die regering toetreden, kwam daarmee ernstig onder druk, ook al omdat het de laatste maanden al meerdere malen is voorgevallen dat zich in het Vlaams Parlement een virtuele «V-meerderheid» aftekende. Wie deze blog niet leest moest twee weken geleden al van goeden huize zijn om dit feit ergens weggemoffeld in een bijzin op te kunnen pikken aan het einde van een droog artikel.

Deze keer was het voor de lezer een ietsje gemakkelijker om te weten te komen of de vier onderhandelende partijen nog steeds voldoende steun genieten bij de Vlaamse kiezer. Zou dat echt zomaar toeval zijn, in deze media die het zogenaamde «Vlinderakkoord» al enkele dagen nadrukkelijk toejuichen? Als we even mogen: de naam «Vlinderakkoord» alleen al duidt veel meer op een hopeloos onnozele en infantiele idolatrie dan een pers die haar werk ernstig neemt of uitvoert. In een normaal land zouden het trouwens ook de onderhandelende partijen zijn die in debatten en interviews consequent het vuur aan de schenen gelegd krijgen, en niet de oppositiepartijen in spe zoals nu regelmatig het geval is. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de resultaten van deze peiling zeer gunstig onthaald werden in de media.

Deze peiling bracht geen goed nieuws voor het Vlaams Belang, nog een aspect dat duidelijk op veel bijval kon rekenen. De Standaard haalde er trouwens graag nog eens het woord Untergang (heb je'm?) voor uit de kast. Het is niet de eerste keer dat deze partij in een peiling onder de tien procent zakt, maar deze keer zakt ze wel erg oncomfortabel diep, en eindigt ze bovendien achter Groen!. Filip Dewinter was er weliswaar snel bij om deze uitslag sterk te relativeren, maar hij zou er toch beter aan doen ze ernstig te nemen. Zoals hier en daar reeds terecht opgemerkt beginnen de provinciale kiesdrempels al snel in te spelen, ook al blijf je globaal nog een eindje van de vijf procent verwijderd. Dit geldt a fortiori voor een partij als het Vlaams Belang, waarvan de aanhang niet homogeen verspreid is over heel Vlaanderen. Tegenpool Groen! worstelt al enkele jaren met hetzelfde probleem om precies dezelfde reden.

Bij de N-VA was men natuurlijk verheugd over het feit dat de partij een aantal kiezers van het Vlaams Belang zou aantrekken. Uiteindelijk is iedere partij blij met de komst van nieuwe kiezers, uit welke hoek die ook komen. Maar bijzonder voor de situatie in Vlaanderen is toch wel dat een verdere opslorping van het Vlaams Belang door de N-VA de partij waarschijnlijk weinig dichter bij de macht kan brengen, toch als we aan de volgende regionale en federale verkiezingen denken. De huidige onderhandelingen tonen immers aan dat de vier traditionele kleurenpartijen er weinig problemen mee hebben de N-VA aan de kant te schuiven als puntje bij paaltje komt, hoe groot die partij ook geworden is. Het staat dan ook in de sterren geschreven dat als deze vier partijen ook in de volgende Kamer over een meerderheid beschikken in de Nederlandstalige taalgroep, die samenvallende verkiezingen er wel degelijk zullen komen. En uit de verklaringen van Wouter Beke valt nu al duidelijk af te leiden dat de CD&V mee voor die samenvallende verkiezingen zal stemmen, ook al is ze zelf tegen, omdat er nu eenmaal een meerderheid binnen de meerderheid is.

Het is daarom voor de N-VA waarschijnlijk van veel groter belang de komende jaren kiezers weg te snoepen bij CD&V en Open Vld dan Vlaams Belang. Erg moeilijk zou die oefening eigenlijk niet mogen zijn wanneer straks een slecht Nederlands hakkelende eerste minister Elio di Rupo het kiezerspubliek van die twee partijen zal teisteren met nieuwe belastingen om zijn eigen kiezerspubliek te kunnen blijven financieren. Ook zijn algemene «stijl» lijkt me weinig compatibel met wat de Vlaming over het algemeen weet te appreciëren bij politici, en gecombineerd met de arrogantie van de macht, die vroeg of laat zal doorbreken in een regering waar de PS de andere partners met een lengte overschaduwt, is het duidelijk dat als de N-VA in 2014 geen enorme winst boekt, zij dat alleen maar aan eventuele eigen flaters te danken zal hebben.

De eerste echte test voor de N-VA zullen dan ook de gemeenteraadsverkiezingen van 2012 zijn. Die zullen aantonen of het programma van de partij ook op gemeentelijk niveau aanslaat. Doet ze het in die verkiezingen goed, dan is meteen ook duidelijk dat haar populariteit verder reikt dan de persoon van Bart de Wever alleen. In het andere geval is het gevaar op een LDD-scenario reëel, waarbij de partij weer als een pudding in mekaar zal zakken zodra de kiezer uitgekeken raakt op de N-VA-partijvoorzitter. Het memento mori dat Filip Dewinter in zijn reactie richting N-VA stuurde is weliswaar absoluut geen garantie voor de heropleving van het Vlaams Belang, maar toch nuttig voor de N-VA om in het achterhoofd te houden.

Is deze peiling dan «maar een peiling», zoals iedereen in koor herhaalde? Deze peiling werd in de media duidelijk gebruikt om de vier onderhandelende partijen een hart onder de riem te steken. Dat ze twee weken later verscheen dan de peiling van La Libre Belgique die duidelijk een heel ander beeld gaf, is daarbij voor de régimepers een gelukkig toeval. Deze peiling is dus helemaal niet «maar een peiling», maar zal ongetwijfeld de komende maanden gebruikt worden om de regering–Di Rupo I zoveel mogelijk te ondersteunen. Aangenomen mag worden dat de volgende peiling pas midden december zal volgen, wanneer La Libre Belgique de resultaten van haar volgende driemaandelijkse barometer zal publiceren. Die twee peilingloze maanden zullen dan ook met dank gebruikt worden om de nieuwe federale regering voldoende te betonneren.

Merken we tot slot nog op dat De Standaard en de VRT, ondanks hun gehechtheid aan de Belgische Unie en wat daar bijhoort aan samenvallende verkiezingen en federale kieskringen, nog steeds weigeren om, zoals La Libre Belgique, over heel België te peilen. Het toont nog maar eens aan dat men in bepaalde kringen graag zijn geloof in België belijdt, maar dat het natuurlijk wel niets mag kosten. Misschien past dit ook als opmerking bij die andere peiling, die deze week bekend werd gemaakt, en waaruit moest blijken dat ongeveer driekwart van de Vlamingen nog fier is Belg te zijn. Doorgestoken kaart natuurlijk, omdat bijvoorbeeld niet gepeild werd hoeveel Vlamingen fier zijn Vlaming te zijn, en voor het gros van de Vlamingen de term «Belg» nog steeds zo goed als een synoniem is voor «Vlaming». Of hoe men ook daar de lezer nog maar eens ferm heeft willen bedotten.

Bijlage: Overzicht van alle peilingen in Vlaanderen sedert 2004 (PDF).

dinsdag, oktober 04, 2011

Samenvallende verkiezingen, de ultieme doodsteek voor België?

De laatste jaren weerklonk vanuit bepaalde kringen regelmatig de roep om samenvallende verkiezingen. Er zouden in België immers zoveel verkiezingen zijn dat politici er niet meer toe komen rustig een beleid uit te stippelen, en bovendien zorgen al die verkiezingen alleen meer voor toenemende communautaire spanningen. Maar zullen samenvallende verkiezingen België wel kunnen redden, of eerder het einde ervan versnellen?

Het valt op dat vooral in Vlaanderen gepleit wordt voor samenvallende verkiezingen, en dan in het bijzonder in de Belgisch-gezinde ons-kent-ons-mediakringen. Zij zien met lede ogen aan hoe CD&V-politici voor elke verkiezing telkens weer een Vlaamse reflex ontwikkelen die de regeringsonderhandelingen achteraf danig bemoeilijken. Nu ja, niet voor de regionale verkiezingen, want uiteindelijk werd in 2009 zonder al te veel problemen een nieuwe Vlaamse regering gevormd. Het probleem situeert zich dan ook vooral rond de verkiezingen van 2007 en 2010, toen de CD&V telkens weer een voldoende lange «ontluizingsperiode» nodig had om die Vlaamse reflex weer van zich af te werpen. Hoeveel makkelijker was het vroeger niet, toen de CD&V zich tijdens de verkiezingsavond al, lang voor de laatste stem geteld was, opnieuw schikte naar het Belgische raison d'état?

Verder is het duidelijk dat het argument van het teveel aan verkiezingen geen hout snijdt als verklaring voor de federale impasses van 2010/11. De volgende regionale verkiezingen zijn immers pas voor 2014 gepland. En als de gemeenteraadsverkiezingen van 2012 al roet in het eten van de federale regeringsvorming van 2010/11 hebben gegooid, dan zegt dat uiteindelijk toch veel meer over de regeringsvorming van 2010/11 dan over het aantal verkiezingen in België.

Wie bovendien bereid is vanonder zijn kerktoren even naar de buurlanden te kijken, kan toch niet ontkennen dat landen als Frankrijk en Duitsland blijkbaar veel minder last hebben van hun overvloed aan verkiezingen. In Frankrijk gaat er amper een jaar voorbij zonder dat er wel ergens op één of ander niveau verkiezingen gehouden worden. (En dan vaak nog in twee ronden ook.) In Duitsland lijkt het soms wel of er om de andere maand in één of ander Land een verkiezing plaatsvindt – is het niet voor een deelstaatparlement, dan wel voor de gemeenteraden of een stadsraad. Je vraagt je af hoe ze het in die twee landen überhaupt klaarspelen om een regering op de been te brengen, laat staan om een beleid te ontwikkelen dat verder reikt dan de complete stilstand zoals in België.

Het grondprobleem is natuurlijk niet dat men af wil van al die verkiezingen, zelfs niet van asymmetrische regeringen op federaal en regionaal niveau, maar wel van de Vlaams-nationale component in het Vlaamse politieke spectrum. Niemand heeft er immers ooit over geklaagd dat de Brusselse of de Waalse regering anders samengesteld was dan de federale regering. Maar wanneer de N-VA erin slaagt lid te worden van de Vlaamse regering zonder dat ze zich ook volledig conformeert aan het Belgische staatsbelang op federaal vlak, dan is er natuurlijk een probleem. Met die situatie viel nog te leven toen ze via het Vlaams Kartel een onbeduidend aanhangsel van de CD&V was, maar wat als de N-VA morgen met afstand de dominante politieke partij in het Vlaams Parlement wordt? Vandaag reeds zit men met een levensgroot probleem omdat de Vlaamse regering zich onder druk van de N-VA niet zomaar op het signaal van Elio di Rupo (en de dreigementen van diens schandknaapje Guy Vanhengel) laat inschakelen in de federale begrotingsplannen.

Het wondermiddel waarvan men in Belgisch-gezinde kringen alle heil verwacht, is daarom dat van de samenvallende verkiezingen. Niet dat die samenvallende verkiezingen op zich de N-VA of welke andere Vlaams-nationale partij dan ook zouden kunnen uitschakelen, maar wel de daaropvolgende regeringsvorming. Of correcter: regeringsvormingen, in het meervoud, en waarbij men dan gemakkelijkheidshalve aanneemt dat de regionale regeringsvorming al snel ondergeschikt zal gemaakt worden aan de federale. Als de politici dan de eerste vijf jaar geen nieuwe verkiezingen hoeven te vrezen, en er bovendien iets meer haast zit achter het vormen van nieuwe regeringen omdat men het zich niet kan veroorloven dat België op alle niveaus geblokkeerd raakt, dan kan men zich voorstellen dat het raison d'état vooral bij de Vlaamse partijen opnieuw weer wat sneller zal kunnen werken. Vlaamse toegevingen zullen dan meteen ook, zoals in de goede oude tijd, een beetje sneller geproduceerd kunnen worden. Dat het een hoogst realistisch scenario is, daar is men het ondertussen zowel aan Vlaamse als aan Belgische zijde wel eens over, met dit verschil dat de ene het vreest, terwijl de andere het nastreeft.

Er zit nochtans een addertje verscholen onder het gras. Een Vlaams–Belgisch-symmetrische regeringsvorming kan dan wel het gevaar op de vorming van een eigen, Vlaamse dynamiek op regionaal niveau reduceren of zelfs elimineren, ze neemt tegelijkertijd ook een vrijheidsgraad weg voor de vorming van een federale regering. Concreet: de luxe die Alexander de Croo vandaag heeft om te kunnen pleiten voor een federale regering die aan Vlaamse zijde over geen meerderheid beschikt, of zoals Wouter van Besien doodleuk verklaren dat zoiets wel jammer zou zijn maar verder niet echt een probleem, zou na samenvallende verkiezingen vrijwel zeker volledig verdwijnen. Een eventuele asymmetrie tussen de samenstelling van de Belgische en de Vlaamse regering, waarbij in de Vlaamse regering de vierde partij plots wél nodig is, kan dan in de media niet meer weggemoffeld worden ergens achteraan in een politiek commentaar. Zelfs het kleinste kind in Vlaanderen zou dan begrijpen dat de federale regering in Vlaanderen geen legitimiteit kan bezitten, en de Vlaams-nationale oppositie zou dit ongetwijfeld vijf jaar lang weten uit te buiten.

Het probleem (nou ja) zit echter nog ietsje dieper. De peilingen van het laatste jaar, waaronder ook de laatste peiling van La Libre Belgique, geven echter regelmatig een zogenaamde V-meerderheid (N-VA, Vlaams Belang en LDD) in het Vlaams Parlement weer. Zo'n meerderheid zou de N-VA op het Vlaamse niveau incontournable maken. Die partij dan federaal aan de kant schuiven, en dan nog wel met een minderheid in de Vlaamse taalgroep in de Kamer, om dan op Vlaams niveau wel met haar in een regering te stappen, wordt dan een bijzonder moeilijke oefening. Ook voor de N-VA zelf trouwens, die zich dan moeilijk zal kunnen verschuilen achter een twee jaar oud regeerakkoord, zoals vandaag. Gevolg: ofwel zal men er moeten voor zorgen dat de N-VA dan ook federaal aan de bak kan komen, ofwel zit men met een totale blokkering in het Vlaams Parlement, ofwel zal de N-VA haar aversie tegenover het Vlaams Belang moeten overwinnen en zich desnoods zelfs wagen aan een kleine revolutie. Ziedaar waar we op af stevenen in 2014, of men nu samenvallende verkiezingen in de kieswetgeving gaat betonneren of niet.

Het is dan ook zeer de vraag of samenvallende verkiezingen ervoor zullen kunnen zorgen dat de Vlaams-nationale geest weer in de Belgische fles raakt. Het zou immers best wel eens kunnen dat ze net de finale doodsteek voor België zullen vormen. De Belgische leerling-tovenaars, die denken dat ze een politieke stroming kunnen tegenhouden door wat aan de kieswetgeving te prutsen, lopen het gevaar zich lelijk te vergissen. Samenvallende verkiezingen zullen de Vlaamse onafhankelijkheid niet tegenhouden, net zomin als federale kieskringen, maar het proces misschien zelfs nog kunnen versnellen. Ironisch misschien, maar we zullen er zeker niet rouwig om zijn.