maandag, februari 08, 2010

Het zelfvertrouwen van de CD&V

«Het gaat goed met de CD&V.» Aan het woord is partijvoorzitster Marianne Thyssen in een interview met Knack verleden week. En inderdaad, de partij zit stevig in zowel de Vlaamse als de federale regering, mocht onlangs zelfs de Europese «president» leveren, en staat afgetekend voorop in de peilingen. Maar is dat zelfvertrouwen, dat op momenten zelfs grenst aan een zeker triomfalisme, wel helemaal terecht?

Wie niet beter weet, zou inderdaad denken dat het de CD&V tegenwoordig voor de wind gaat. De partij zit als enige Vlaamse partij zowel federaal als regionaal in de regering. Bovendien levert ze zowel de federale eerste minister als de Vlaamse minister-president – ja zelfs de Europese «president» komt uit de CD&V-stal. Volgens de laatste opiniepeilingen behoudt de partij trouwens afgetekend het marktleiderschap in partijpolitiek Vlaanderen, waardoor ze in de praktijk als incontournable beschouwd mag worden wanneer er nog eens een regering gevormd moet worden. Men heeft zelfs het lef de woordbreuk van 2004, 2007 en 2009 over de staatshervorming en Brussel-Halle-Vilvoorde vandaag te verkopen als staatsmanschap van de bovenste plank, en het immobilisme in de federale regering aan te prijzen als «rustige vastheid» of «samenwerkingsfederalisme».

Maar gaat het dan echt wel zo goed met de CD&V? Het blakende zelfvertrouwen van Marianne Thyssen steekt schril af tegenover het beeld dat de andere CD&V-figuren de laatste tijd hebben neergezet in de media. Neem nu een Vlaams minister-president Kris Peeters, die niet meer kan doen dan machteloos vaststellen dat Opel Antwerpen onherroepelijk dicht zal gaan. Of Hilde Crevits, die dag na dag in het journaal mag komen uitleggen waarom die E313 nog steeds niet hersteld is. Naar het schijnt zijn ook Jo Vandeurzen en Joke Schauvliege Vlaamse ministers, maar veel hebben we van hen nog niet mogen vernemen, tenzij dan dat de laatste graag al eens wat amateurtoneel meepikt. Ook federaal minister Inge Vervotte heeft nog niet veel van zich laten horen sedert haar heraanstelling, en Pieter de Crem lijkt zich vooral te specialiseren in het omtoveren van vliegtuigen tot stukken schroot. De enige die zich de laatste tijd positief heeft laten opmerken is Steven Vanackere, maar dan vooral omdat hij zich in Congo liet opmerken met een fris pintje in de hand – of was het maar een glas fruitsap? – bij Joseph Kabila, en Karel de Gucht het zo absoluut nodig vond daarover in een zondags TV-programma zijn gramschap te moeten halen.

Blijft nog over: Yves Leterme, federaal eerste minister en politiek met afstand dé tragische figuur van de laatste jaren. Zijn one-liner «wie gelooft die mens nog» was een voltreffer in 2007, maar sloeg op hem als een boemerang terug en is hem sindsdien blijven achtervolgen. Vandaag is die uitspraak echter amper nog van toepassing op hem, omdat hij eigenlijk niets meer zegt wanneer hij nog eens voor een camera verschijnt. Dat hij in verband met het sociaal overleg zowel de werkgeverskool als de werknemersgeit wil sparen is niets nieuws – dat is nu eenmaal een onderdeel van de grondvesten van de christen-democratie in Vlaanderen. Maar heeft iemand ergens iets opgevangen wat voor een mening van Yves Leterme kan doorgaan over de zaak-Daerden (in de Senaat), de zaak-Daerden (het revisiekantoor) of de maaltijdchequezwendel in enkele Waalse gemeenten? Zelfs de meest stuitende corruptie en PS-arrogantie kan bij hem niets meer losweken dan een nietszeggende commentaar ingewikkeld in een wollige taal waaruit men maar één ding kan concluderen: de man zit in de 16, en wil daar koste wat het kost zo lang mogelijk blijven zitten. En reken maar dat de PS een carte blanche herkent wanneer zij er een ziet.

Daar komt nog bij dat Jean-Luc Dehaene zich de laatste tijd een aantal keren heeft laten opmerken op een voor de partij nogal ongunstige wijze. Met de beide handen in de koekjestrommel van AB InBev gesnapt worden op het ogenblik dat er daar ontslagen vallen is voor de ACW-top misschien niet meer dan een beetje gênant, maar bij de basis van de partij moet zoiets toch hard aankomen. Dat hij ook bij Dexia niet bepaald naast de poen pakt schijnt men ondertussen al vergeten te zijn. Ook de schets voor een oplossing van het dossier-Brussel-Halle-Vilvoorde zoals die onlangs in de pers uitlekte zal bij menig CD&V-militant niet bepaald op applaus onthaald zijn. Het kartel met de N-VA was voor de CD&V-top waarschijnlijk nooit meer dan een middel om aan de macht te komen, maar bij de basis lag dat iets anders. Of die uitgelekte schets al dan niet authentiek is doet er daarom eigenlijk weinig toe: dat Jean-Luc Dehaene zo'n schabouwelijke «oplossing» zou durven voorstellen is hoogst geloofwaardig, en dat weet iedereen. Jean-Luc Dehaene is immers samen met Herman van Rompuy één van de moreel meest abjecte politici die Vlaanderen ooit heeft voortgebracht: de inhoud van een akkoord kan hem geen moer schelen, als hij er maar weg mee kan komen (en zijn postje kan behouden). Voor de gewone CD&V-kiezer en -militant moet het alweer een pijnlijke gewaarwording zijn dat N-VA-voorzitter Bart de Wever via de Vlaamse regering hun hoop in bange dagen is…

Dit leidt meteen tot de vraag: waarom stemt iemand voor de CD&V, en blijft dat zelfs herhaaldelijk doen? Gaat het om kiezers met een geheugen van een goudvis, die telkens weer denken dat het de CD&V deze keer echtig en techtig menens is met haar Vlaamse beloften? Of onderschatten wij de CD&V-kiezers, die immers voor de CD&V kiezen ondánks de Vlaamse beloften, omdat zij weten dat zij uiteindelijk toch weer de Belgische kaart zal trekken? In dat geval speelt de CD&V-leiding bij iedere verkiezing met vuur, want elke trouwe kiezer die zij weet te overtuigen van haar Vlaams verkiezingsprogramma, stuurt zij op termijn onvermijdelijk richting N-VA.

In dat opzicht staat de figuur van hierboven, met een overzicht van de verkiezingsuitslagen van de christen-democratie in Vlaanderen sedert WO II, in sterk contrast met de vaststelling van partijvoorzitster Marianne Thyssen in het interview met Knack. Een eenvoudige lineaire regressie leert immers dat de christen-democratie in Vlaanderen historisch een halveringstijd kent van ongeveer 40 jaar, en dat aan die historische trend voorlopig nog geen einde lijkt gekomen te zijn. Noch de verkiezingsuitslag van verleden jaar, noch de resultaten in de recentste opiniepeilingen geven immers een trendbreuk aan. Zet die historische trend zich voort, dan zakt de partij tussen 2011 en 2014 door de grens van de twintig procent, en gaat er vóór 2030 nog eens vijf procent van af. Een trend van meer dan zestig jaar buig je niet om met een geslaagde nieuwjaarsreceptie.

Gaat het dus goed met de CD&V? Eigenlijk niet, of beter: helemaal niet. En dat geldt zowel op korte als op lange termijn. Haar uitspraak heeft daarom ook meer weg van fluiten in het donker dan het weergeven van een reële stand van zaken.

Geen opmerkingen: