Mia Doornaert haalt een aantal rake punten aan met haar verwijzingen naar Québec en de vergelijking van het dossier Brussel-Halle-Vilvoorde met de tegenstand tegen de Bolkestein-richtlijn. Wie kan haar ongelijk geven wanneer zij de volgende woorden in de mond van de modale Vlaming legt:
Wij spreken Frans als we naar Franstalig België gaan, wij staan Franstaligen ook in Vlaanderen in het Frans te woord. De Franstaligen misbruiken die vriendelijkheid om zich niet aan te passen en dan te zeggen, nu zijn we de meerderheid, nu willen we ook nog dat het gemeentebestuur ons in het Frans bedient. En als wij dan zeggen dat dat niet strookt met de grondwet, dan zijn wij het nog die 'onverdraagzaam' en 'imperialistisch' zijn.Maar daarna is het uit de situatieschets, en volgt de morele les. Want het is niet omdat met de Franstaligen geen land te bezeilen valt, zoals ze zelf duidelijk aantoont, dat er met de Franstaligen geen land te bezeilen zou vallen. Immers, «de, nochtans wenselijke, federale solidariteit die nodig is voor de oplossing van prangende problemen» moet gevrijwaard worden, terwijl de gebeurtenissen van de afgelopen dagen alleen maar het kamp dat België wil zien barsten versterkt heeft. De wenselijke, federale solidariteit, zou het?
Mia barones Doornaert zou eens in haar tweewekelijkse column wat plaats moeten afzetten om uit te leggen waarom die federale solidariteit wenselijk is. Behalve voor het behoud van haar adelijke titel dan, en de machtsgreep van de PS over Wallonië dankzij het Vlaamse geld. Kijken we even naar de ekonomische toestand. Die is in Vlaanderen zo verschillend van de Waalse, dat er van een «Belgische» ekonomie niet meer gesproken kan worden, laat staan dat het nog opportuun zou zijn nationale maatregelen te nemen. Die zijn namelijk hoegenaamd niet wenselijk blijkt uit zowat elk ekonomisch rapport. Over naar de federale justitie. Wenselijk? Noch Walen noch Vlamingen zijn gediend met het potje dat Onkelinx er tegenwoordig van maakt. Ondertussen gaat André «Napoléon» Flahaut zijn gangen in het leger. Pardon, zijn wenselijke gangen in het leger. Buitenlandse Zaken was onder Louis Michel een instrument voor het veiligstellen van de belangen van de Waalse industrie in Centraal-Afrika, en Karel de Gucht had nog niet goed de eed afgelegd of hem werd al subtiel aan het verstand gebracht dat hij daar best niet te veel aan zou veranderen.
Wie nog niet overtuigd is van de noodzaak van de federale solidariteit, raakt misschien overtuigd bij het aanhalen van een aantal concrete dossiers. Het migrantenstemrecht misschien. De «splitsing» van de ontwikkelingshulp, of de plantentuin van Meise. En tussendoor mogen de inwoners van Vlaams-Brabant elke nacht volop genieten van de wenselijke, federale solidariteit die in Zaventem geproduceerd wordt: in Brussel was en is men zelfs zo vriendelijk die «solidariteit» volledig de Vlamingen ten goede te laten komen. Er is met andere woorden werkelijk voor elk wat wils.
Mia barones Doornaert doet natuurlijk maar wat ze wil, maar als je zo een artikel gelezen hebt, blijf je toch met de vraag achter waar de Vlamingen dit soort poppenkast eigenlijk verdiend hebben. Hoeveel van die prangende problemen die binnenkort op de tafel van de federale regering liggen zijn niet precies te wijten aan de «wenselijke, federale solidariteit»?
Gisteren werden we trouwens ook al getrakteerd op de beschouwingen van twee politicologen die zoveel gestudeerd hebben dat ze duidelijk niet meer weten waarover ze het hebben. Of die ook baron willen worden. Kris Deschouwer legt bijvoorbeeld uit waarom een meerderheid geen meerderheid is, ook als er geen gekwalificeerde meerderheid nodig is. En ja hoor, de alarmbelprocedure bestaat, maar ik zou aan hem willen vragen wie de Franstaligen zal tegenhouden als ze de Belgische staat zouden willen opblazen met een meerderheid van amper 51% binnen hun eigen groep? Of nog, wat is eigenlijk het probleem? Het haalt trouwens meteen ook de stelling «om te onderhandelen moet je met twee zijn» van Marc Hooghe compleet onderuit. Een Marc Hooghe overigens, die nota bene zonder verwijzing naar Naïma de Franstaligen in Vlaanderen wil belonen voor hun onwil om zich te integreren door hen te erkennen als een minderheid.
Hoeft het te verbazen dat dag op dag elf maanden na de verkiezingen van 13 juni 2004 Brussel-Halle-Vilvoorde nog steeds niet gesplitst is? En er zelfs gesuggereerd wordt dat het misschien wel zou kunnen duren tot 2011? Als we de wenselijke, federale solidariteit zo lang maar in stand kunnen houden om al onze prangende problemen op te lossen!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten