vrijdag, september 29, 2006

Van «kut-Marokkaantje» tot Al Qaida-strijder

Naar aanleiding van de beschieting van de synagoge in Oslo doken in de Noorse pers enkele interessante commentaren op. In tegenstelling tot in bepaalde andere landen wordt er in Noorwegen namelijk nog wel aan journalistiek gedaan en is de zelfcensuur eerder beperkt.

Op 17 september, in de nacht van zaterdag op zondag, werd de synagoge in Oslo beschoten met een automatisch geweer. Ongeveer tien schoten werden in totaal gelost op de gevel van het gebouw. Vier mannen werden voor de feiten gearresteerd, en uit de verslagen van de politie, die de auto van de verdachten al een tijdje afluisterde, blijkt dat de aanslag op de synagoge slechts een oefenronde was voor het echte werk: de eigenlijk doelwitten waren de Israëlische en de Amerikaanse ambassade in Oslo.

De feiten hebben aanleiding gegeven tot een uitgebreid debat in de Noorse media, waarbij hier en daar toch wel interessante verklaringen werden afgelegd. Zo is er bijvoorbeeld de analyse van enkele Al Qaida-cellen door onderzoeker Petter Ness van het Noorse Onderzoeksinstituut van Defensie (FFI, Forsvarets Forskningsinstitut) onder de titel «Jihad in Europe; recruitment for terrorist cells in Europe». In zijn rapport beschrijft hij hoe zo een cel er typisch uitziet: gewoonlijk bestaat zij uit een ondernemer, zijn beschermeling, enkele figuren uit de rand van de maatschappij, en een paar losse elementen. De ondernemer en de beschermeling zijn vaak zeer religieus, en worden gedreven door politieke onvrede en frustratie. Vaak heeft de ondernemer een hogere opleiding genoten, en is hij het die de sleutelfiguur is voor het bestaan van de groep. Gewoonlijk is hij het ook die actief nieuwe leden voor de groep werft. De andere leden daarentegen kunnen deel uitmaken van de groep uit zuivere loyauteit tegenover de anderen, of gewoonweg omdat ze tot hetzelfde sociale netwerk als de anderen behoren. Voor de cel die de synagoge in Oslo beschoot schijnt dit alvast goed te kloppen.

Een andere analyse kwam van professor en onderzoeksleider Tore Bjørgo van de Politieschool in Oslo. Hij merkt op dat de leider van de groep, een 29-jarige man van Pakistaanse afkomst, in zijn jonge jaren lid was van de Young Guns, een gewelddadige Noors-Pakistaanse jongerenbende, en reeds veroordeeld is geweest voor ernstige gewelddaden. Vaak begint het met een groep jongeren die status en een identiteit willen opbouwen door middel van geweld, maar na verloop van tijd evolueert dit naar criminaliteit uit economische motieven, om uiteindelijk uit te monden in politiek gemotiveerd geweld. Dit patroon volgt overigens de persoonlijke ontwikkeling van de leden van de groep, die naarmate zij ouder worden andere interesses krijgen: eerst status, daarna geld, en ten slotte politiek. Daar moet aan toegevoegd worden dat sommige terreurgroepen een evolutie in de andere richting ondergaan: van politiek geweld naar economische criminaliteit omdat ze gewend raken aan hun geldverbruik.

Levert dit conclusies op voor de bestrijding van het ontstaan van Al Qaida-cellen? Het kan in ieder geval ironisch genoemd worden dat precies het beleid van de zachte handschoen tegenover minderjarige allochtone crimineeltjes en het bepamperen van harde criminelen met penitentiaire verloven en vervroegde vrijlatingen uiteindelijk kan uitmonden in terroristische cellen die tot doel hebben de maatschappij waarin zij zich genesteld hebben te vernietigen. Terwijl criminologen en sociologen in België in de nasleep van de affaire-Hoxha over mekaars voeten struikelen in hun haast om het publiek wijs te maken dat er nu vooral geen gevangenissen bijgebouwd mogen worden, dat het wegnemen van het uitzicht op een vervroegde invrijheidstelling A B S O L U U T   O N M E N S E L IJ K zou zijn, houden onderzoekers in andere landen zich klaarblijkelijk met heel andere zaken bezig – hoe de wereld er werkelijk uitziet bijvoorbeeld.

Geen opmerkingen: