De redenering van Karel de Gucht is dat aangezien veertig jaar geleden aan Turkije lidmaatschap van de EU beloofd werd, wij vandaag «geen alternatief hebben» dan daarmee door te gaan, zeker omdat we dat verleden jaar nogmaals bevestigd hebben. Ik heb het niet voor van die onafwendbare beslissingen, want vaak moeten die verdoezelen dat de argumentatie erachter niet helemaal pluis is. Dat bijvoorbeeld de context ondertussen lichtjes veranderd is, is een detail waar een groot licht als De Gucht zich niet mee kan bezig houden. Eén zaak is dat van die belovers van veertig jaar geleden misschien nog slechts een handvol in leven is. Maar of velen van hen ook zouden geloofd hebben dat vandaag landen als Polen en Hongarije lid zouden zijn van de Europese Unie, meer zelfs, ook een Tsjechische Republiek, Slovakije en Slovenië, om nog maar te zwijgen van de drie Baltische staten — ik betwijfel het zeer. En ik durf er zelfs op wedden dat menigeen onder hen de ondergang van het socialistische experiment aan de overzijde van het IJzeren Gordijn betreurd heeft of zou hebben, doch dit terzijde. De zaken zijn vandaag dus helemaal anders dan veertig jaar geleden, maar daar wil Karel de Gucht zich vooral niet aan storen.
Overigns, De Gucht wil niet dat er vandaag nog een discussie gevoerd wordt over Turks lidmaatschap van de EU, want daarvoor is het nu veertig jaar te laat. Anderen beweerden dan weer dat het verleden jaar nog te vroeg was om een discussie aan te gaan, omdat er alleen maar over onderhandelingen gesproken werden. Over tien-vijftien-twintig jaar zullen tegenstanders ongetwijfeld te horen krijgen dat het dan in ieder geval te laat zal zijn, dat staat nu dus al vast. Of hoe alleen maar voorstanders altijd hun argumenten mogen verdedigen, en tegenstanders misschien wel morgen, gisteren, of veertig jaar geleden, maar vandaag dus even niet.
Overigens, zullen er morgen nog wel tegenstanders (durven) zijn, want de Zweedse Eerste Minister Göran Persson en zijn Tsjechische collega Jiří Paroubek hebben grote plannen. In een gezamelijke reactie verklaarde de sociaal-democraat Persson dat het feit dat in niet één lidstaat van de Unie een meerderheid van voorstanders gevonden kan worden «zorgwekkend» is, maar geen reden om Turks lidmaatschap tegen te houden, want «indien elke beslissing over de toekomst van de Europese Unie afgestemd zou moeten worden op opiniepeilingen, zou er nooit vooruitgang geboekt kunnen worden». Het getuigt van een democratische instelling om u tegen te zeggen. Toch voelt Persson nattigheid, en gelukkig gelooft hij nog in de maakbaarheid van de samenleving (of de opiniepeilingen?) omdat Turks lidmaatschap nu eenmaal een buitenkansje is voor de Europese Unie. Europa heeft immers baat bij een democratisering van Turkije en de ontwikkeling van een sociale marktekonomie, en daar heeft hij natuurlijk gelijk in, maar waarom dat alleen kan als EU-lid of toch met die wortel in zicht, vertelt hij er niet bij. Zijn Tsjechische collega Paroubek, ook al sociaal-democraat, doet er echter nog een schepje bovenop:
In our country, the public opinion is split in two groups of people … 51 percent of people are against membership of Turkey in the European Union. […] This is a very close majority and I think that in the future it will be possible to change it.Wanneer ik zoiets lees zit ik dus met vragen. Waarom moet die meerderheid veranderd worden, in plaats van dat de politieke maatregelen gewijzigd worden? In al mijn naïviteit dacht ik dat in een democratie het volk regeert, en ik ben dus blijkbaar niet de enige die zich daarin vergist, maar in Europese sociaal-democratische kringen weet men beter en heeft men dus een totaal andere opvatting over deze zaak. Hoe denkt Paroubek trouwens die meerderheid te veranderen? Hij kan ongetwijfeld één en ander aan inspiratie putten uit de recente geschiedenis van zijn eigen land, maar of dit een succes zal worden en überhaupt wenselijk is, dat is toch maar zeer de vraag. In buurland Oostenrijk met 80% tegenstanders zullen ze hem trouwens hard nodig hebben.
Neen, noem mij dan liever belachelijk wanneer ik stel dat Turkije een Aziatisch land is, en dus per definitie geen lid kan worden van een Europese Unie als die zich nog Europees wil blijven noemen. Het was trouwens ontzettend pijnlijk te moeten vaststellen dat slechts één land de enige correcte (en zeer zeker wenselijke) oplossing verdedigde, namelijk een associatieverdrag, en daarvoor door de rest van politiek correct Europa (politici én journalisten unisono) zowat gekielhaald werd. Een ontluisterend schouwspel, waarschijnlijk niet van die aard om het aantal voorstanders te doen toenemen. Paroubek heeft dus nog veel werk voor de boeg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten