De Noorse krant Aftenposten publiceert vandaag een artikel waarin het onderzoek van Tyra Ekhaugen besproken wordt, waaruit blijkt dat grote groepen immigranten meer en meer afhankelijk van één of andere vorm van openbare steun worden naarmate ze langer in Noorwegen wonen.
Doctoraatsstudent Tyra Ekhaugen onderzocht de 173.613 volwassen immigranten die in Noorwegen toekwamen tussen 1956 en 1996 (ondergetekende kwam in 1997), met bijzondere aandacht voor de groep die tussen 1992 en 1996 immigreerde, en keek na in welke mate zij openbare steun ontvingen. Concreet telde ze hoe groot het aandeel was dat sociale steun ontving, een werkloosheidsuitkering of een uitkering wegens werkonbekwaamheid gedurende minstens één maand in de loop van een jaar, of ziektegeld gedurende minstens drie maanden in de loop van een jaar. Indien deelname aan de arbeidsmarkt een maat voor succes is, velt het onderzoek een hard oordeel over de integratiepolitiek van de laatste 10-20 jaar.
De conclusie van Ekhaugen is in grote mate in strijd met wat nogal wat Noorse politici beweren, namelijk dat Noorwegen afhankelijk is van meer immigratie om de nood aan arbeidskracht te kunnen lenigen. Indien de integratiepolitiek echter verder gaat op de huidige weg, zal zij volgens de resultaten van het onderzoek ervoor zorgen dat immigratie in de toekomst de sociale zekerheid eerder méér dan minder zal belasten. Of nog, immigratie verhoogt de druk op het actieve deel van de bevolking in plaats van ze te verlagen. Over het algemeen genomen heeft Noorwegen nooit de werkcapaciteit van de immigranten uit de Derde Wereld volledig kunnen benutten tenzij in periodes van extreme hoogconjunctuur.
Nogal wat van haar deelresultaten tonen aan dat na verloop van tijd de afhankelijkheid van openbare steun voor belangrijke groepen eerder toeneemt dan afneemt. Na 17 jaar in Noorwegen worden de vluchtelingen voorbijgestoken door niet-Westerse immigranten wat betreft de ontvangst van openbare steun, in tegenstelling tot de bewering van Statistisk sentralbyrå dat «immigratie uiteindelijk wel op z'n pootjes terechtkomt». Voor de groep niet-Westerse immigranten die in de periode 1966-75, dus voor de immigratiestop, naar Noorwegen kwam, blijkt bijvoorbeeld dat na 25 jaar ongeveer 50% van hen één of andere vorm van openbare steun trok. Na vijf jaar trok 60% van de groep vluchtelingen die in 1992-96 toekwam reeds steun, terwijl dat voor de groep niet-Westerse immigranten uit dezelfde periode slechts 36% bedroeg, en voor de Westerse immigranten 18%. Na acht jaar ontving 55% van de vluchtelingen nog steun. Van de groep die in 1966-85 toekwam, ontving 40% nog steun na 20 jaar. Voor de autochtone Noorse bevolking ligt het aandeel op 27%, maar aangezien deze groep gemiddeld ouder is dan de immigranten, is het verschil met de immigranten eigenlijk groter dan wat de getallen aangeven.
De vraag stelt zich in hoeverre de resultaten van dit onderzoek beperkt zijn tot de Noorse situatie en integratiepolitiek, en niet veralgemeend kunnen worden tot heel West-Europa. Het zou daarom interessant zijn indien hetzelfde onderzoek ook in andere landen uitgevoerd zou kunnen worden. Ik vrees echter dat Tyra Ekhaugen in België al een proces wegens racisme aan haar broek zou krijgen nog voor zij haar studie in gang zou kunnen zetten, laat staan dat de resultaten ervan in één van de grootste kranten gepubliceerd zouden kunnen worden amper goed een week voor de parlementsverkiezingen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten