Het weekblad Knack publiceerde begin deze week een overzicht van de resultaten van het grote verkiezingsonderzoek dat TNS/Dimarso uitvoerde na de laatste stembusslag. Volgens dat onderzoek was de N-VA de absolute winnaar van de verkiezingen van 7 juni 2009: ze was de enige partij die echt won, ze heeft een enorm groeipotentieel, en vrijwel niemand heeft een afkeer van de partij. Wat niemand echter schijnt opgemerkt te hebben, is dat een kwart van de N-VA-kiezers die partij op de verkiezingsdag zelf, nog voor het verlaten van het stemhokje, al ontrouw was.
We gunnen het Bart de Wever en de N-VA natuurlijk van harte dat ze de volgende verkiezingen zouden winnen met een score van om en bij de dertig procent, daarmee afgetekend de grootste partij van Vlaanderen. Als dat het finale einde zou betekenen voor het «samenwerkingsfederalisme» van Yves Leterme – Vlaams toegevingsfederalisme en Franstalig ontvangstfederalisme zou waarschijnlijk een veel correctere omschrijving van de huidige staatsstructuur zijn – mag er zelfs gerust nog een procent of tien bij. Ik vrees echter dat het allemaal zo'n vaart niet zal lopen.
Het gevaar bestaat namelijk dat de media op dit moment de N-VA voor 2011 een overwinningsnederlaag aan het aanpraten zijn. Kijk naar wat Lijst Dedecker overkwam, zoals TNS/Dimarso ook terecht opmerkt: de partij ging er ruim een procent op vooruit, maar zat psychologisch bij de verliezers. Zeker, Bart de Wever was dan misschien wel de bijna-Slimste Mens, maar het was nog lang niet zeker dat zijn partij wel de kiesdrempel zou halen. Ondertussen werden de uitspraken van Jean-Marie Dedecker over wie hij wel en wie hij niet in de Vlaamse regering zou dulden door de verzamelde media zeer ernstig genomen. Met een potentieel van dertig procent dreigt de N-VA de volgende keer precies hetzelfde te overkomen.
Laten we trouwens eens voor alle duidelijkheid analyseren wat dat «potentieel» eigenlijk écht inhoudt, want de media stappen daar mijns inziens toch iets te licht over. (Journalisten hebben het altijd lastig met getallen, zeker als er merkwaardige tekens achter staan, zoals het procentteken.) Bij de laatste verkiezingen haalde de N-VA 13,1% van de stemmen voor het Vlaams Parlement, terwijl het potentieel van de partij net boven de dertig procent zou gelegen hebben. Concreet betekent dit dat ongeveer een vijfde van de Vlamingen in het stemhokje ook aan Bart de Wever en zijn ploeg gedacht heeft, maar toch maar besloot een bolletje achter een ander partij rood te kleuren. Volgens het onderzoek van TNS/Dimarso ging het daarbij trouwens opvallend vaak om CD&V-kiezers.
Dat vooral CD&V-kiezers ook even aan de N-VA gedacht hebben hoeft eigenlijk niet te verwonderen. De twee partijen kwamen bij de vorige verkiezingen immers nog als één kartel op. Daarom zouden we het misschien merkwaardiger moeten vinden dat niet zo goed als álle CD&V-kiezers overwogen hebben om voor de N-VA te stemmen (en omgekeerd). Fundamenteler is echter dat tenminste een deel van het potentieel van de N-VA wederzijds uitsluitend is. Inderdaad: wil de N-VA haar potentieel bij de CD&V-kiezers realiseren, kan ze meteen een kruis maken over haar potentieel bij het Vlaams Belang. En omgekeerd. Meer zelfs: hoeveel van haar kiezers dreigen bij een volgende stembusslag naar de andere partij over te lopen als de partij teveel hengelt naar de kiezers van CD&V of Vlaams Belang? Een korte verwijzing naar het dossier-Brussel-Halle-Vilvoorde volstaat om dit illustreren. Als de N-VA haar potentieel van dertig procent zou willen realiseren, moet ze al rekenen op een desastreus schandaal, een volledige desintegratie en/of partijverbod bij zowel CD&V als Vlaams Belang tegelijk.
Wat echter niemand opgemerkt heeft en waarvoor men nochtans geen duur verkiezingsonderzoek hoeft uit te voeren, is dat een kwart van de N-VA op de verkiezingsdag zelf, nog voor het verlaten van het stemhokje, de partij reeds ontrouw was. Meer dan het openvouwen van het stembiljet voor het Europees Parlement was er niet nodig om de aanhang van de N-VA te reduceren van 13,06% naar 9,88% – grofweg een kwart minder dus. Of vergrootte de aanhang van de partij met een derde toen het stembiljet voor het Vlaams Parlement geopend werd? Aangezien ik niet over het rapport van TNS/Dimarso beschik weet ik niet of het onderzoek ook daar iets over zegt, of welke verklaring zij voor dat fenomeen gevonden hebben. Men hoeft echter geen peilingen of onderzoeksmethodologieën te geloven om vast te stellen dat de N-VA best toch maar niet al te zelfzeker naar de volgende verkiezingen gaat. Om maar één voorbeeld te geven: indien de partij bij de volgende federale verkiezingen nog maar gewoon midden tussen het resultaat van de Europese en de Vlaamse verkiezingen terechtkomt – 11,47%, een verlies van 1,6% tegenover de Vlaamse verkiezingen –, dan zal er al sprake zijn van een zware nederlaag. En de in Noord-België verschijnende Nederlandstalige media zullen niet nalaten dit dik in de verf te zetten. Die vaststelling relativeert meteen ook een pak van de beschouwingen die deze week verschenen zijn over de «groeischeuten en groeipijnen» en het «gigantische potentieel» van de N-VA.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten