In een interview met La Libre Belgique zet Gérard Deprez zich in krasse bewoordingen af tegenover Olivier Maingain over de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde, maar wat stelt hij eigenlijk precies voor? Een nauwkeurige lezing toont aan dat Gérard Deprez zich in het interview in het beste geval voordoet als een wolf in schaapsvacht, maar nog steeds een wolf dus:
Des conditions minimales doivent être rencontrées : que tous les francophones de l'actuel arrondissement de Hal-Vilvorde puissent continuer à voter pour des francophones et que toutes les voix francophones soient comptabilisées pour permettre d'avoir un maximum d'élus francophones. Pour Olivier Maingain, il faut en plus une extension de Bruxelles.In tegenstelling tot Olivier Maingain eist hij dus geen uitbreiding van het Brusselse Gewest, maar zijn «minimale voorwaarden» om Brussel-Halle-Vilvoorde te splitsen zijn toch ook niet van de poes. Ten eerste eist hij dat alle Franstaligen zouden kunnen blijven stemmen voor Franstalige partijen. Dat is op zich geen probleem: voor het Vlaamse Parlement en de provincie Vlaams-Brabant kunnen de Franstaligen zonder probleem op het UF stemmen, maar vermoedelijk is het dat niet wat hij bedoelt, maar wel een soort inschrijvingsrecht dus. De tweede eis is echter ronduit grotesk: de stemmen voor de Franstalige partijen moeten op zo'n manier geteld worden dat er een maximaal aantal Franstalige zetels uit de bus komen. Combineer dit met het feit dat verkiezingen een zero sum game zijn –het totale aantal zetels ligt immers op voorhand vast– en de keerzijde van zijn eis wordt onmiddellijk duidelijk: hij wil dat de stemmen zo geteld worden dat er zo weinig mogelijk Vlaamse zetels gevormd worden. Eerste bedenking: kan zo'n voorstel werkelijk binnen het democratische kader gerekend worden? Tweede bedenking: wat gaat het Arbitragehof hier van vinden? Derde bedenking: het zou er nog aan ontbreken dat Gérard Deprez daar bovenop nog een uitbreiding van het Brusselse Gewest zou eisen. Ik weet eerlijk gezegd niet of de eis van Olivier Maingain dan werkelijk zoveel onredelijker is dan de voorwaarden van Gérard Deprez.
Nog iemand die er iets van afweet om schijnbaar één ding te zeggen maar in feite precies het omgekeerde vertelt is Joëlle Milquet. Op een partijdag van de cdH wist zij te vertellen dat het institutionele slechts bijkomstig is, en dat het dringend tijd wordt om over de essentiële dingen te spreken. Merkwaardige stelling is dat uit de mond van precies die onderhandelaar die de formatiepoging van Yves Leterme kelderde met haar weigering toe te geven op… ja, een bijkomstigheid dus. Als Joëlle Milquet werkelijk meent dat het institutionele slechts een bijkomstigheid is, zou zij zo snel mogelijk één of andere cursus onderhandelingstechnieken moeten volgen: bijkomstigheden zijn immers geen breekpunten in een onderhandeling, maar die punten waarop je toegeeft om andere, voor jou essentiële punten uit de brand te slepen. Als Joëlle Milquet het werkelijk meent, zou zij dus moeten toegeven op àl het institutionele om zoveel mogelijk sociaal-economische punten in het regeringsakkoord te kunnen krijgen waarmee zij in 2009 zou kunnen uitpakken en glansrijk de regionale verkiezingen kan winnen. Of zou het kunnen dat zij met haar uitspraak nogmaals bevestigt dat het institutionele wel degelijk essentieel is voor haar en haar partij? Ik zou trouwens graag zien dat één van de Vlaamse onderhandelaars haar eens op haar woord neemt over wat nu werkelijk essentieel en bijkomstig is.
Tot slot Jan Segers in Het Laatste Nieuws dan. Wat bezielt die man eigenlijk te schrijven wat hij schrijft?
Het pad van de verkenner is dus smal, zijn onderhandelingsmarge miniem. Elke zwaar symbolische toegift is onbespreekbaar voor de Vlamingen, hoe miniem de impact daarvan op het dagelijkse leven ook mag zijn. Stel de flaminganten mogen nu even huiveren dat je in ruil voor de splitsing van de kieskring onder meer een kleine faciliteitengemeente als Linkebeek toch toevoegt aan het tweetalige Brussel en dus raakt aan het heilige Vlaamse grondgebied, wat betekent dat dan? Dat zowat 700 Vlamingen want alle andere inwoners van Linkebeek spreken Frans voortaan officieel in een tweetalige gemeente wonen. Is dat de ultieme definitie van onleefbaarheid?Het is precies dit soort volksverraad –want kan men het eigenlijk iets anders noemen?– waar de Franstaligen op gokken met hun onverzettelijke houding: dat de Vlaamse «elite» uiteindelijk tot dit soort van «redelijkheid» zou komen waarbij men ocharme amper zevenhonderd Vlamingen overlevert aan de Brusselse tweetaligheid voor de lieve vrede. Waar legt Jan Segers trouwens de grens? Van zevenhonderd Vlamingen maakt hij geen probleem, maar wat met duizend Vlamingen? Of zevenduizend? Als er één faciliteitengemeente vanaf kan, waarom dan ook geen tweede? Of een derde? De ultieme definitie van de onleefbaarheid is dat inderdaad niet, en vergeleken met misdaden tegen de menselijkheid zoals het vragen aan Franstaligen om toch maar een mondje Nederlands te leren en de territoriale integriteit van het Vlaamse Gewest te erkennen valt dat inderdaad in het niets. Ik weet echter één ding: de meest extremistische Franstalige expansionist heeft oneindig keer meer respect voor Bart de Wever van de N-VA en de aanhangers van Vlaams Belang en Lijst Dedecker dan het soort intellectuele pantoffeldiertjes als een Jan Segers die vrijwillig faciliteitengemeenten in het uitstalraam legt omdat hij niet het minste greintje zelfrespect bezit en daardoor niet beseft wat voor onzin hij op papier zet. Dat grondgebied overal en per definitie heilig is schijnt hij niet te beseffen; de Franstaligen beseffen het des te beter. Misschien zal hij het beseffen wanneer de Franstaligen de gemeente waar hij woont «tweetalig» willen maken, maar ik hoop voor hem dat het nooit zover zal moeten komen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten