De verkiezingen van 8 oktober gaven een eerder onverwacht resultaat, en sommige peilers zaten er dan ook een heel stuk naast. Vooral De Stemmenkampioen moest het daarom ontgelden bij sommige commentatoren, maar helemaal intellectueel eerlijk zijn de critici niet, en in sommige gevallen lijkt het er sterk op dat er nogal wat rancune meespeelt.
Walter Pauli gaf al onmiddellijk na de verkiezingen het startschot, en veegde in een commentaarstuk De Stemmenkampioen eens goed de mantel uit. Hij vergat alleen één ding: zijn eigen krant werkt mee aan de driemaandelijkse peiling van La Libre Belgique, en alles wel beschouwd deed die peiling het niet veel beter dan die van De Stemmenkampioenals we ze vergelijken met de resultaten van de provincieraadsverkiezingen. Eigenlijk komt die peiling zelfs maar gelijk uit met de uitslag van 13 juni 2004 als voorspelling voor 8 oktober 2006, dus niet bepaald een resultaat om over naar huis te schrijven. Het wordt interessant om te zien of De Morgen zich nu zal terugtrekken uit die samenwerking met La Libre Belgique, of dat de kritiek alleen maar voor andermans peilingen van toepassing was.
Enkele dagen later was het de beurt aan Bart Brinckman in De Standaard naar aanleiding van de perikelen rond Jean-Marie Dedecker. Had De Stemmenkampioen Jean-Marie Dedecker niet maandenlang uitgeroepen tot stemmenkampioen van de VLD, en bleek dat toch wel niet sterk tegen te vallen bij de gemeenteraadsverkiezingen in Oostende zeker! Raak opgemerkt van Bart Brinckman, maar hij vergeet wel te vermelden dat in juni nog de eigen peiling van De Standaard/VRT Jean-Marie Dedecker een populariteit van 31% toemeet, zeg maar evenveel als bij De Stemmenkampioen dus. Ook hier ben ik benieuwd of De Standaard/VRT in november nog een pop-poll zal brengen. In zijn plaats had ik toch even nagekeken wat de eigen polls de laatste maanden over Jean-Marie Dedecker verteld hebben voor ik met scherp zou beginnen schieten op De Stemmenkampioen, maar ik ben dan ook geen journalist.
En daarna was het de beurt aan Karel de Gucht, in een vrije tribune in De Morgen. Hij neemt om de beurt zowat alle peilingen in Vlaanderen op de korrel. Waar hij in ieder geval een punt heeft is dat de berichtgeving over de peilingen in de Vlaanderen sterk te wensen overlaat. Wanneer je de besprekingen leest vraag je je soms af hoe sommige journalisten zich ooit door de wiskundelessen van de basisschool hebben kunnen werken. Maar ook hij lijkt sterk gebrand op De Stemmenkampioen, maar het voorbeeld bij uitstek waarbij De Stemmenkampioen in de mist ging, de lokale peiling in Antwerpen, heeft een tegenhanger in de peiling van Gazet van Antwerpen/VRT, die evenzeer in de mist ging. Een klassieke peiling is dan blijkbaar toch geen garantie voor «correcte» peiling, en daarmee zakt meteen ook een groot deel van de argumentatie van Karel de Gucht tegen De Stemmenkampioen in mekaar.
Blijft nog over het argument dat alle drie de heren critici gemeen hebben: er zouden in Vlaanderen te veel opiniepeilingen uitgevoerd worden. Kan zijn, zeker voor iemand die nooit vanonder de schaduw van de eigen kerktoren (of het logegebouw) is weggeraakt, maar het volstaat even over de grens naar Nederland te kijken om te beseffen hoe peiling-arm Vlaanderen wel is. Daar moeten er geen vier kranten en TV-zenders de handen in mekaar slaan om god betere het om de drie maanden een schamele peiling af te leveren! Daar wordt een peiling niet twee maanden uitgesteld omdat zowel een lokale als een nationale peiling in dezelfde maand te veel geld kost, ook al wordt die kost gedragen door een krant en een TV-zender samen. Wie probeert men hier dus feitelijk voor de aap te houden?
Het probleem in Vlaanderen is namelijk helemaal niet dat er te veel opiniepeilingen worden georganiseerd, maar juist te weinig. De normale situatie zou zijn dat zowel De Standaard, De Morgen, de Gazet van Antwerpen, Het Laatste Nieuws, VTM en VRT ieder apart elke maand een nationale opiniepeiling zouden brengen, en graag ook elke maand een lokale Antwerpse opiniepeiling. Zo gaat het er in beschaafde landen toch aan toe. Het zou meteen ook verhinderen dat één van hen op het idee zou komen de eigen opiniepeilingen te «verbeteren», om de eenvoudige reden dat het bedrog nogal snel aan het licht zou komen. Bovendien zou het ook gedaan zijn met het lastig vallen van redacties om peilingen uit te stellen of over te doen wanneer de resultaten niet naar de zin van één of ander politicus (m/v) zijn, want dat zou gewoonweg onhoudbaar zijn, als het al doenbaar zou zijn.
Wanneer zeven peilers elke maand een nieuwe peiling zouden brengen, betekent dat op jaarbasis een kleine tachtig peilingen. Vandaag zitten we nog niet eens aan een dozijn peilingen per jaar, en dat heeft ook zijn gevolgen voor de kwaliteit van die peilingen. Stel immers dat een bepaalde partij een aanhang heeft van rond de twintig procent, en plots registreert een peiling een aanhang van 25%. In de situatie van vandaag betekent dit dat Vlaanderen zich een maand of zelfs langer suf kan piekeren over de vraag wat daarvan wel de oorzaak zou kunnen zijn. In andere landen wordt echter al in de loop van de week duidelijk of eenzelfde trend zich voordoet bij andere peilers, en in welke graad, dan wel of er misschien gewoon sprake was van een toevallige omstandigheid in de populatie van die ene peiler, of eventueel zelfs een fout. Dit probleem kan trouwens concreet toegepast worden op de twee Antwerpse peilingen: was de onderschatting van sp.a tweemaal toeval, of is er iets fundamenteels aan de hand (bijvoorbeeld dat immigranten niet of moeilijk te bereiken zijn in peilingen en tegelijkertijd massaal sp.a gestemd hebben)?
De situatie van vandaag kan misschien nog het best samengevat worden als een oligopolie (en dan zou bij liberaal Karel de Gucht eigenlijk al een belletje moeten gaan rinkelen), want slechts drie-vier acteurs beheersen de «markt» van de politieke opiniepeilingen in Vlaanderen. Bovendien komen de peilingen zo zelden dat zij telkens als een soort van een uitspraak van het orakel van Delphi behandeld worden, waarbij minstens de voorzitters van alle partijen om hun mening gevraagd moeten worden. Die reacties zijn trouwens gewoonlijk niet meer dan variaties op de thema's dat de respectievelijke voorzitters niet geloven in peilingen, dat de peiling bevestigt wat zij al maanden weten, en/of dat alleen de ultieme opiniepeiling, de verkiezingsuitslag, voor hen van tel is. Komen de peilingen aan een hogere frequentie, dan zou het hele circus rond zo'n peiling onnodig worden, waardoor de berichtgeving misschien ook wat zakelijker zou kunnen worden. En daarmee hopelijk ook van betere kwaliteit.
Walter Pauli, Bart Brinckman en Karel de Gucht vergissen zich dus fundamenteel wanneer zij vinden dat er in Vlaanderen te veel peilingen uitgevoerd worden, en er zelfs voor pleiten dat hun aantal en frequentie begrensd zou worden. Dat laatste is overigens een zeer opmerkelijk pleidooi, komende van twee journalisten: zij wensen blijkbaar minder informatie en minder berichtgeving! Voor een liberaal politicus is het dan weer merkwaardig dat hij lijkt te pleiten voor een verstrakking van een oligopolie, en tegen het laten spelen van de vrije markt. Lezers, en bijgevolg ook nieuwsredacties, zijn niet geïnteresseerd in slechte peilingen, en op de «Dag des Oordeels», de zondag van de verkiezingen, wordt genadeloos van elke peiling de rekening gemaakt. Een reden te meer trouwens om peilers toe te laten tot op de laatste dag voor de verkiezingen te blijven peilen en vooral hun resultaten te publiceren: het maakt het voor de lezers alleen maar gemakkelijker het kaf van het koren te scheiden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten