Wat hebben Laurent Gbagbo, Zine El Abidine Ben Ali, Hosni Moebarak, Moammar al-Qadhafi en de broers Fidel en Raúl Castro met mekaar gemeen? Alle zes zijn ze dictators, alle zes zijn ze aanhangers van het socialisme, en alle zes konden ze tot voor kort in het Westen op een milde behandeling rekenen.
Laurent Gbagbo vertegenwoordigt een nogal klassieke categorie van Afrikaanse dictators. Begonnen als opposant tegen president Félix Houphouët-Boigny, moest hij zelf enkele maanden in de gevangenis doorbrengen. Een garantie op enige democratische ingesteldheid blijkt zoiets echter niet te zijn, want eens zelf de macht verworven deed hij er alles aan om die te kunnen vasthouden. Verkiezingsfraude, uitstel van nieuwe presidentsverkiezingen tot in het oneindige, intimidatie van politieke tegenstanders, alles was goed. Eind verleden jaar liep het echter behoorlijk fout, nadat er uiteindelijk dan toch presidentsverkiezingen gehouden waren. Alleen de aanhangers van Laurent Gbagbo – en waarschijnlijk zelfs zij allemaal nog niet – zullen nog willen beweren dat hij die verkiezingen gewonnen heeft, maar het geloven doet niemand meer. Resultaat van dit alles: demonstraties, chaos, en een (nog meer) verscheurd land.
Wat echter opvalt, is dat Laurent Gbagbo in het buitenland steeds op een milde behandeling kon rekenen, ook al was het al lang duidelijk dat hij het in zijn eigen land niet altijd even nauw nam met de democratische spelregels. Men deed wel wat lastig omdat hij de presidentsverkiezingen telkens weer uitstelde, maar dat was het dan. Ja, zelfs nadat het duidelijk werd dat hij de verkiezingen van verleden jaar wel degelijk verloren had, kon hij nog steeds op stilzwijgende steun rekenen. In het bijzonder binnen de Franse PS hadden sommigen het er erg lastig mee om afscheid te nemen van Laurent Gbagbo als president. Ik vermoed dat mijn lezers dan ook geen tekening nodig zullen hebben om te begrijpen waarom de problemen in Ivoorkust in de pers niet echt op de spits gedreven werden of worden. En waarom dat wel eens helemaal anders had kunnen zijn, als Laurent Gbagbo in het Westen andere geallieerden had gekozen.
Over naar Tunesië, waar Zine El Abidine Ben Ali enkele weken geleden het veld moest ruimen na de zogenaamde Jasmijnrevolutie. Blijkt immers nu dat Ben Ali dan toch niet het soort verlicht dictator was, zoals hij jarenlang werd voorgesteld. Blijkt ook dat hij lang een factor van stabiliteit in Noord-Afrika vormde, maar ondertussen in zijn val minstens één andere dictator heeft meegesleurd. En er kunnen er nog volgen. En opnieuw ook die vraag: hoe komt het toch dat wij in de pers nooit te weten kwamen wat er écht in Tunesië gebeurde? Alles was er immers zo rustig en stabiel, en de zon scheen er toch zo nadrukkelijk in de vakantiehotels…
Het antwoord op de vraag kon al in de inleiding gelezen worden: ook Ben Ali en zijn partij waren lid van de Socialistische Internationale, de koepelorganisatie waartoe ook de Belgische sp.a en de Waalse PS behoren. Pas toen duidelijk werd dat de positie van Ben Ali als Tunesisch president onhoudbaar was, werden hij en zijn partij uit die Socialistische Internationale gezet. Rijkelijk laat, en toch is er niemand in de «serieuze» pers die de vraag stelt hoe het komt dat hij al die tijd lid mocht zijn van een clubje dat anders zo graag moraalridder speelt. Dat ook de Franse conservatieve politica Michèle Alliot-Marie zich serieus wist te verbranden aan Ben Ali en zich uiteindelijk gedwongen zag ontslag te nemen als minister, pleit de Socialistische Internationale niet vrij.
Ook de volgende dictator in het rijtje was jarenlang een voornaam lid van de Socialistische Internationale: Hosni Moebarak. Het moet echter gezegd: de socialisten waren lang de enigen niet om de beste maatjes met Moebarak te willen zijn, en dat heeft zo zijn redenen. Egypte is nu eenmaal een land dat men, uit geo-politieke overwegingen, liefst te vriend houdt. Het is één van de grootste en invloedrijkste landen in het Midden-Oosten, en beschikt bovendien over een troeven zoals het Suez-kanaal en de adembenemende toeristische attracties. En dan zijn er nog de Koptische christenen en de Moslimbroederschap, die ertoe bijdragen dat een militaire dictator die het op binnenlands vlak niet al te bont maakt, de Koptische christenen het leven niet te lastig maakt en tegelijkertijd de Moslimbroederschap onder controle, op heel wat krediet mag rekenen.
Daar stond en staat echter tegenover dat het leven van de Koptische christenen ook onder Hosni Moebarak niet bepaald een dans op rozen was, en dat hij de Moslimbroederschap mee groot hielp maken door elke andere oppositie in de kiem te smoren. Als er binnenkort verkiezingen gehouden zullen worden, is de kans groot dat de Moslimbroederschap een verpletterende overwinning zullen halen gewoon al door het feit dat zij de enige partij zullen zijn die beschikt over een organisatie die naam waardig. Het is dan ook nog iets te vroeg om Samuel Huntington voor een tweede maal dood te verklaren, zoals Paul Goossens dit week-end in De Standaard deed. Terloops: de meeste mensen schrijven zinnigere dingen over internationale politiek op hun dagelijkse boodschappenlijstje dan Paul Goossens over een heel jaar in zijn tweewekelijkse column. Het volstaat al de krant van vandaag te lezen – «Rellen tussen christenen en moslims in Caïro» (met dertien doden tot gevolg) – om te snappen dat deze «Europa-journalist» er absoluut niets van bakt, en je vraagt je dan ook af waarom die zelfverklaarde kwaliteitskrant die man blijft engageren.
Iemand die veel zinnigere dingen wist te vertellen, was John Major verleden week in een interview op BBC Radio 4. Hij liet optekenen dat als je eerste minister of minister van Buitenlandse Zaken bent, je af en toe al eens de hand moet schudden van mensen die je diep veracht, in het belang van het land. (Maar daar weegt dan weer tegen op dat men ook af en toe de hand mag schudden van personen die men enorm bewondert.) Maar er is nog een verschil tussen handjes schudden in functie, en handjes blijven schudden, ook als men niet in functie is. Of nog: Hosni Moebarak is het soort kennis dat je misschien wel uitnodigt voor je trouwfeest, maar liever niet ziet opduiken in je lokale biljartclub. Laat staan dat je hem zelf meeneemt naar je biljartclub. En het is op dat punt dat de Socialistische Internationale lelijk in de fout is gegaan, en chronisch in de fout blijft gaan.
Nu moet gezegd worden dat Michèle Alliot-Marie lang de enige niet was om te bewijzen dat de Socialistische Internationale, ondanks de absolute meerderheidspositie, lang geen monopolie had op relaties met een geurtje aan in Noord-Afrika. Jörg Haider bijvoorbeeld bestond het zoetje broodjes te gaan bakken met de socialistische moslim Moammar al-Qadhafi in Tripoli. Was Jörg Haider in 2008 niet omgekomen in een auto-ongeluk, zou hij vandaag in een bijzonder lastig parket gezeten hebben. Een stuk lastiger zelfs dan waar minister van Buitenlandse Zaken Steven Vanackere plots terecht in kwam omdat hij namens België vóór het lidmaatschap van Libië in de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties had gestemd. Berouw na de zonde? Zelfs dat niet, want de zonde moest eerst zwart op wit in alle kranten staan voor er enig berouw getoond werd, en Steven Vanackere wist als minister van Buitenlandse Zaken bijzonder goed wat voor vlees hij in de kuip had met Libië.
Laat er vooral geen misverstand over bestaan: ter linkerzijde werd er nogal wat afgegniffeld over dat lidmaatschap. Het lag er vingerdik op dat de ergernis die het in de Verenigde Staten opwekte eerder als een bonus gezien werd, en zeker niet als een malus. Het Libië van Moammar al-Qadhafi was al lang aan een remonte bezig, en niet alleen omwille van het vele geld dat er te verdienen valt met olie en gas. Zijn hartelijke relaties met Hugo Chávez bijvoorbeeld konden op ruime instemming rekenen. Over de aanwezigheid van ettelijke duizenden Chinezen in Libië doet men in de pers opvallend sereen. En het verhaaltje dat schuilgaat achter de huurlingen die zo lelijk huishielden valt ook al nergens te vernemen (behalve bij STRATFOR e.d. natuurlijk). Het gaat hier nochtans over meer dan alleen maar huurlingen uit omliggende landen of Zuidelijk Afrika, maar ook over… Cubanen. En geen Cubaanse vluchtelingen of dissidenten dus.
En daarmee zijn we aanbeland bij de laatste twee dictators in het socialistische rijtje. De manier waarop links Europa flirt met twee bloedige dictators als een Fidel en Raúl Castro, is eigenlijk te gek voor woorden. In het bijzonder de sp.a, met Steve Stevaert als voortrekker, lijkt er al enkele jaren een punt van te willen maken het Cubaanse regime te ondersteunen op alle mogelijke manieren. Dat de persoonlijke levenswijze van Steve Stevaert, die graag in allerlei raden van bestuur zetelt en daar ongetwijfeld één en ander aan vergoedingen opstrijkt, in sterk contrast staat met de rampzalige theorie die hij de gewone Cubaan mee helpt op te leggen, is voor hem absoluut geen hinder. Misschien moet het ene wel als aflaat voor het andere dienen?
Iemand die de linkse waanzin graag nog een beetje verder doordrijft, is sp.a-politicus Kurt de Loor, die zich geroepen voelt met de regelmaat van de klok actie te voeren voor de zogenaamde Cuban Five. Deze vijf Cubaanse spionnen – en niemand ontkent dat zij alle vijf lid waren van de Cubaanse inlichtingendienst en infiltreerden in het Cubaanse vluchtelingenmilieu in Florida – ondergaan in hun Amerikaanse gevangenissen immers een bijna ondraaglijke behandeling, vermoedelijk omdat ze niet elke dag champagne en kaviaar krijgen voorgeschoteld, of regelmatig een dikke Cubaanse sigaar. Maar van de Zwarte Lente van 2003 heeft Kurt de Loor man natuurlijk nog nooit gehoord. En het relaas van bijvoorbeeld Normando Hernández González zal hij ook wel niet gelezen hebben. Wie het verhaal kent, kan de actie op de laatste Gentse Feesten dan ook alleen maar grotesk noemen.
Europees links staat altijd graag op de eerste rij klaar om met het vingertje in de lucht conservatieve politici de levieten te lezen als iets niet helemaal zuiver op de graat is. Ondertussen houden ze zelf graag en veel contact met bloedige dictators over de hele wereld, als ze zich maar tot het socialisme bekennen. Persoonlijke verrijking, ten koste van de eigen bevolking, is daarbij absoluut geen bezwaar, want zo doet Europees links het graag zelf ook. Maar aan elk bloedig regime komt een eind, en dan vallen de lijken natuurlijk uit de kast. Letterlijk zelfs. Dat de Socialistische Internationale mee bloed aan de handen heeft, wil men dan niet geweten hebben. En houden de bevriende journalisten ook angstvallig uit de pers. Zouden zij echt denken dat hun lezers niet al lang door hebben dat er enkele breed uitgesmeerde achtergrondverhalen ontbreken?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten