Wie regelmatig de Vlaamse pers leest, zou kunnen beginnen vermoeden dat niet de Vlamingen maar wel de Franstaligen de agressors zouden zijn in de Franstalige Rand rond Bruxelles, met hun weigering om Nederlands te spreken of zelfs nog maar te leren, en hun pogingen om de streek te verfransen. Het is daarom goed dat verzetsheld Olivier Maingain eerder deze week de puntjes nog eens op de i zette.
Het is een mythe die in de Vläämse pers wel eens aangehaald wordt: Bruxelles en de gemeenten errond zouden van oudsher Nederlandstalig gebied geweest zijn, en het is pas sinds de jaren vijftig dat het Frans er opgang is beginnen maken. Niets is natuurlijk minder waar. In gemeenten als Wemmel en Rhode-Saint-Genèse werd reeds in de Oudheid Frans gesproken, en het is pas met de inval van de Germaanse barbaren rond het begin van onze tijdrekening dat er in deze gebieden voor het eerst af en toe in het openbaar Germaanse keelgeluiden uitgebraakt werden. Het beste bewijs: de wieg van Jules César stond, zoals iedereen weet, in Crainhem. En wie er De Bello Gallico nauwkeurig op naleest, zal opmerken dat hij in dat werk zijn relaas doet over het heldhaftige Franstalige verzet tegen onder meer de achterbakse Ambiorix, toenmalig partijvoorzitter van de O-EA, de Oud-Eburoonse Alliantie. Jules César was overigens zelf Franstalig, kind van eenvoudige dorpers die verplicht werden hun belastingen in het Eburoons te betalen. Als kind mocht hij zelfs zijn eigen taal niet spreken op de speelplaats, en de enige reden waarom hij De Bello Gallico in klassiek Latijn schreef, is dat de noodzakelijke accenten om Frans te kunnen schrijven op dat ogenblik nog niet uitgevonden waren.
Na het heldhaftige verzet van Jules César brak een donkere periode aan, waarin Menapiërs en Eburonen en hun nazaten eeuwenlang de plak konden zwaaiden over Bruxelles en omstreken. Een eerste lichtpunt brak aan met de Franse Revolutie van 1789, toen er hoop ontstond op een spoedige bevrijding. Die bevrijding en de aansluiting bij het Franse moederland kwam er een paar jaar later ook, in 1794, toen de streken deel mochten uitmaken van eerst de Franse Republiek, vervolgens het Franse Keizerrijk en tot slot het Franse Koninkrijk – tot het rampjaar van 1815 aanbrak. Opnieuw brak een donkere periode aan, eerst onder Bataafs gezag, en sinds 1830 onder de Vläämse bezetting.
Kwatongen beweren dat in de revolutiedagen van 1830 Franse troepen aanwezig waren op Belgisch grondgebied. Was het maar waar geweest! De waarheid is immers dat toen de Bataafse tirannen inzagen dat de brutale culturele onderdrukking van het Franstalige Zuiden niet meer houdbaar was, een Bataafse satellietstaat opgericht werd met als schuilnaam België. Enig doel van die nieuwe staat: zoveel mogelijk gebied alsnog germaniseren. De Bataafse bastaarddochter van Vrouwe Germania moest en zou een Vläämse bastaardkleindochter baren. Vandaag moet vastgesteld worden dat het plan grotendeels gelukt is, en dat 60% van België als eeuwig verloren voor Beschaving beschouwd moet worden.
Wie kan het dan een verzetsheld als Olivier Maingain euvel duiden dat hij probeert te redden wat nog gered kan worden? Als morgen het recht van de Franstaligen in de Rand rond Bruxelles valt om nooit geconfronteerd te hoeven worden met een andere taal dan het Frans, wat zal dan het volgende zijn? Tweetaligheid in Brüssel/Bruxelles? Faciliteiten voor Vlämingen in Waterloo en Lahulpe? (Of moeten we schrijven: Wäterlöö en Terhülpen?) Gaan we dan ook naar Bataafs als verplichte tweede taal in alle scholen op minder dan twee kilometer van de taalgrens? Ça jamais! Deze culturele genocide moet hier en nu een halt toegeroepen worden. En welke veldslag is dan beter gekozen dan de strijd om de benoeming van drie democratisch verkozen burgemeesters, die eindelijk eens neen durven te zeggen tegen de vervlaamsing van de Franstalige Rand rond Bruxelles?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten