De laatste weken stond The Brussels Journal in de belangstelling van enkele Amerikaanse kranten, waarop die belangstelling dan weer in de belangstelling stond van de Vlaamse pers. Komkommertijd, of zou er meer aan de hand zijn?
Zoals reeds eerder geschreven, lijkt het erop dat de Belgische overheid The Brussels Journal niet rechtstreeks van het net wil halen, maar op een subtielere manier wel tot hetzelfde resultaat tracht te komen door de methode van de «klop op de deur» bij Paul Beliën. Op 17 augustus verscheen hierover een editoriaal in The Washington Times, dat op 22 augustus gevolgd werd door een artikel in The Wall Street Journal. Zoveel Amerikaanse aandacht voor België kon natuurlijk niet helemaal genegeerd worden, en dus zag bijvoorbeeld Bart Brinckman zich op 23 augustus genoodzaakt hierover eens te «duiden» in De Standaard, daarbij niet gehinderd door al te veel kennis over The Brussels Journal en de recentere lotgevallen van Paul Beliën. Dat is in ieder geval de indruk die ik krijg wanneer ik het artikel lees. Maar hij lanceert wel een stelling die misschien zo gek nog niet is.
Voor alle duidelijkheid: ik publiceer een aantal van mijn artikels ook op The Brussels Journal, naargelang het onderwerp al dan niet in vertaling, maar wat Paul Beliën verder precies uitspookt weet ik dus niet. Maar Bart Brinckman schrijft dus het volgende: «De gepubliceerde stukken lezen overigens “getelefoneerd”,» waaronder verstaan moet worden dat als Paul Beliën al niet zelf de artikels in de Amerikaanse media geschreven heeft, hij een zeer dikke vinger in de pap heeft gehad bij de totstandkoming ervan. Als dat inderdaad zo is, dan heeft Brinckman volledig gelijk wanneer hij schrijft dat het netwerk van Paul Beliën «feilloos werkt». Dat, of Brinckman maakt zich zelf schuldig aan het creëren van een bizarre complottheorie, zo een beetje à la Knack dus…
Wat er ook van zij, het Belgische régime zou best eens nadenken indien het wil volharden in de boosheid en The Brussels Journal van het net wil halen, rechtstreeks of onrechtstreeks. Want ofwel is The Brussels Journal vandaag al bekend of belangrijk genoeg om de internationale papieren pers te halen, ofwel heeft Paul Beliën deze maand aangetoond dat hij inderdaad over een netwerk beschikt dat ervoor zal zorgen dat als hij monddood gemaakt wordt, door het CGKR of via de smoes van het thuisonderricht, de hele wereld dat zal weten. Of nog, zet en tegenzet dus in dit pokerspel.
In een iets ruimer kader bekeken valt het op dat het Belgische régime,maar terloops vermeld duidelijk ook de traditionele Belgische media, het nogal moeilijk hebben met het gebruik van de nieuwe media door echte critici. De, als je het mij vraagt, eerder zielige poging van de Mediacommissie in het Vlaamse Parlement om de podcast van Jürgen Verstrepen te verbieden is daar een ander symptoom van. Vroeg of laat zal men dat verzet toch moeten laten varen als men internationaal nog een greintje geloofwaardigheid als democratie over wil houden.
Mocht het ooit tot een sluiting van The Brussels Journal komen, is het echter zeer de vraag of Paul Beliën enige hulp zal mogen verwachten van Amnesty International. In juli lanceerde de organisatie weliswaar een wereldwijde campagne tegen internetcensuur onder de naam irrepressible.info, maar iets zegt me dat de Belgische afdeling van AI, dat onmiskenbaar deel uitmaakt van het Belgische bestel, er wel zal voor zorgen dat het hoofdkwartier van de campagne op de juiste wijze ingelicht zal worden, zodat vermeden kan worden dat nietsvermoedende deelnemers plots citaten van ondergetekende zouden tonen op hun webstekken. Stel je even voor…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten