«Now let me be clear: I suffer no illusions about Saddam Hussein. He is a brutal man. A ruthless man. A man who butchers his own people to secure his own power… The world, and the Iraqi people, would be better off without him.» Deze woorden werden in oktober 2002 uitgesproken in een hevige anti-oorlogstoespraak op het Federal Plaza in Chicago. Redenaar van dienst: een jonge, beloftevolle Democratische senator uit Illinois, die luisterde naar de naam… Barack Obama. Vandaag, elf jaar later, zou hij dezelfde woorden kunnen gebruiken om deze keer wél ten oorlog te trekken, tegen Bashar al-Assad.
Laat er geen twijfel over bestaan: we gaan geen traan laten voor Bashar al-Assad moest hij morgen omkomen door een goedgemikte raket op één van zijn paleizen. Maar we hebben toch ook enkele vragen over wat het post-Assad-tijdperk voor Syrië en het Midden-Oosten zal brengen. In tegenstelling tot de psychiatrische patiënt Guy V. en konsoorten geloven we namelijk niet dat de Syrische oppositie vrijwel uitsluitend uit goedmenende democraten bestaat, en daarom onze onvoorwaardelijke steun verdient.
Twee van de redenen waarom Barack Obama in 2002 de interventie in Irak verwierp, was precies dat er geen strategie voor het post-Hoessein-tijdperk voorhanden was, en dat er geen sterke internationale steun voor de interventie bestond. Op die twee punten doet Barack Obama het vandaag zeker niet beter dan George W. Bush toen. Rusland en China zijn tegen een interventie in Syrië, en zelfs het Britse Lagerhuis houdt de boot liever af. Vandaag zijn het de Fransen die nog het meest zin in een oorlog in Syrië lijken te hebben. De tijd van de zogenaamde Freedom Fries ligt dan ook al een paar jaar achter ons.
Coalition of the Willing
Maar met Rusland en China zo duidelijk gekant tegen een interventie in Syrië, en Groot-Brittannië aan de kant, zal het nog afwachten worden of Obama's Coalition of the Willing zoveel groter zal zijn dan die van George W. Bush. In april 2003 stond voor die laatste de teller op 48 landen, weliswaar met enkele militaire «grootmachten» als de Marshalleilanden, Micronesië, Palau en de Solomoneilanden, maar toch. Ondanks de steun van die 48 landen lieten de westerse media niet na herhaaldelijk te benadrukken hoe geïsoleerd George W. Bush wel niet stond. Benieuwd of ze dat met Barack Obama ook zullen doen.
En het is zelfs niet zeker of Barack Obama wel over voldoende nationale steun beschikt om tussen te komen in Syrië. Aan Republikeinse zijde is men er bepaald niet happig op om na Libië nu al voor de tweede keer op korte tijd door de Fransen in een oorlog betrokken te worden. Als stank voor dank voor de hulp om Moammar al-Qadhafi omver te werpen werd trouwens een paar maanden later de Amerikaanse ambassadeur J. Christoffer Stevens in Benghazi vermoord. Het voorstel van Sarah Palin om heel het zaakje aan Allah over te laten komt dan ook niet bepaald uit de lucht gevallen. Trouwens, iemand vrijwilliger om over enkele maanden Amerikaans ambassadeur in Aleppo te worden?
Binnenlands politiek spelletje
Het is dus lang niet zeker dat Barack Obama in het Huis van Afgevaardigden, waar de Republikeinen over een meerderheid beschikken, wel voldoende steun zal krijgen voor een interventie in Syrië. Daarom ook dat Barack Obama een achterpoortje openliet in zijn toespraak van afgelopen zaterdag. Hij vroeg immers niet de toestemming van het Congres, maar vond alleen maar dat met de steun van het Congres de Verenigde Staten sterker zouden staan.
In het geval van een herhaling van het Britse scenario in Washington D.C. meent Barack Obama toch over de bevoegdheid te beschikken om op eigen houtje een interventie te bevelen. Bij de top van de administratie klinkt het dan ook dat er wel degelijk een aanval in Syrië zal komen, ongeacht de uitslag van de stemming in het Congres. Barack Obama's vraag om steun van het Congres is dan ook niet meer dan een politiek spelletje om de Republikeinse oppositie mee in het bad te trekken.
Aangekondigde verrassingsaanval?
Nogal wat waarnemers stellen dan ook vragen bij het tactische inzicht van president Barack Obama wat betreft militaire vraagstukken. Een jaar geleden trok hij immers al een rode lijn, waardoor hij nu gevangen zit in zijn eigen logica om tussen te komen na de aanval met gifgas in Ghouta. Een blunder van formaat, want als er toch geen tussenkomst in Syrië volgt, ligt zijn geloofwaardigheid volledig aan diggelen.
Vervolgens gaf Barack Obama enkele oorlogsschepen het bevel op te rukken naar het oostelijk gedeelte van de Middellandse Zee. Daardoor ontstond de indruk dat een raketaanval elk ogenblik kon beginnen. Veel meer dan een voorbereiding bleek dat ondertussen niet te zijn, want in zijn toespraak stelde hij een tussenkomst immers uit tot minstens na 9 september, de datum voor het debat in het Congres. Daardoor geeft hij Bashar al-Assad en zijn kliek uitgebreid de kans om zich goed voor te bereiden op een nakende aanval. Inclusief het in veiligheid brengen van familie, geld en alles van waarde dat versleept kan worden naar buurland Libanon. Van een verrassingsaanval is dus al lang geen sprake meer. Vooral de arme drommels die niet over de juiste connecties en de middelen beschikken om op tijd naar het buitenland te vluchten riskeren dus onder Amerikaanse raketten terecht te komen.
Wie heeft het gedaan?
Blijft nog de vraag wie achter de aanval met gifgas zat, want die is nog steeds niet afdoende beantwoord. Volgens de Amerikanen bestaat er vrijwel –vrijwel– geen twijfel over dat het de troepen van Bashar al-Assad waren. De Russen beweren ondertussen stellig het tegendeel, terwijl de Chinezen lijken voor te doen van niets te weten en de resultaten van een onafhankelijk onderzoek willen afwachten.
Nu willen we intuïtief wel meer geloof hechten aan wat een Amerikaanse inlichtingendienst ons komt te vertellen dan een Russische, en al zeker een Chinese, maar het blijft woord tegen woord. En een inlichtingendienst dient toch in de eerste plaats de belangen van haar land, en dus niet noodzakelijk de waarheid. Onze stelling van vorige week dat vooral de Syrische oppositie belang had bij een aanval met gifgas blijft overeind, maar Bashar al-Assad zou de eerste dictator niet zijn die zijn ondergang bezegelde met net die ene arrogante provocatie te veel.
Dit artikel verscheen op 4 september 2013 in 't Pallieterke.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten