Verleden weekend publiceerde de krant Le Soir de resultaten van haar driemaandelijkse «Grand baromètre». Daarbij werd vooral ingezoomd op het verlies van de N-VA, ook al blijft de partij nog steeds twee keer groter dan haar eerste achtervolger, de CD&V. Maar misschien nog het meest verrassend was dat de resultaten van deze peiling quasi identiek waren aan die van Het Laatste Nieuws een week eerder.
Vergelijken we inderdaad de resultaten van de peiling van Le Soir even met die van Het Laatste Nieuws. Het valt dan op dat de verschillen minder dan één procent bedragen, behalve voor de CD&V. En zelfs voor de CD&V bedraagt het verschil amper 1,6%, nog steeds een pak minder dan de foutenmarge voor de respectievelijke peilingen. De manier waarop onder meer VTM de resultaten van deze peiling aankondigde als «verrassend» is dan ook… behoorlijk verrassend, tenzij de nieuwsredactie van de televisiezender geen kranten leest en dus absoluut geen weet had van die peiling van Het Laatste Nieuws. Het is in ieder geval symptomatisch voor de manier waarop de Vlaamse media omgaan met peilingen. In dat verband onderschrijven we trouwens graag de commentaar en kritiek die Frank Thevissen bij Doorbraak publiceerde. Ook de populariteitspoll, waaruit moest blijken dat Maggie de Block de nieuwe rijzende ster aan het Vlaamse politieke firmament is moet er bij hem aan geloven. Om eerlijk te zijn heb ik nooit veel aandacht besteed aan populariteitspolls omdat ze meestal zo goed als onbegrijpelijk qua vraagstelling zijn, onduidbaar qua resultaat en totaal onvergelijkbaar van de ene tot de andere peiler.
Er is echter één puntje in de kritiek van Frank Thevissen waar we toch een beetje dieper op zouden willen ingaan. De titel van zijn commentaar «Wie trapt er in “de (terug)val” van de N-VA?» schijnt te suggereren dat hij niet bepaald gelooft in een terugval voor de N-VA, zoals uitvoerig en bijzonder gretig bericht door de Vlaamse media. Vermoedelijk zet hij daarmee menig lezer op het verkeerde been, en dan misschien nog het meest van al hoopvolle aanhangers van de N-VA die de steile opgang van de partij in de peilingen wel willen geloven, zij het dan toch met een bang hartje. Uit zijn betoog in het artikel leidt ik af dat hij waarschijnlijk noch in het ene noch in het andere gelooft. Zo gaat dat nu eenmaal als je iets te veel de achterkant van de opiniepeilingen hebt gezien, en daardoor ook weet hoe ze gemaakt worden. Er zit inderdaad nogal vaak een stevige portie paardenvlees in de peilingslasagne die de media ons voorschotelen.
Dat neemt echter niet weg dat we ook in de reële wereld moeten staan, en dan blijkt dat er deze keer voor de N-VA wel degelijk een fameuze knik in de curve van het vlottende gemiddelde zit. Of dat ook betekent dat de werkelijke aanhang voor de partij in een dalende lijn zit laten we in het midden, en is trouwens niet controleerbaar. In de media zal echter het beeld dat de partij in de peilingen stagneert of zelfs over haar toppunt heen is de komende maanden domineren. Dat is niet eens fout, maar anderzijds staat de partij met meer dan een derde van de kiesintenties nog steeds op plus vergeleken met de laatste verkiezingen, en blijft ze bovendien dubbel zo groot als haar eerste achtervolger.
Als de N-VA al achteruit zou gaan, dan is het onduidelijk welke concurrent daarvan zou profiteren. Zowel CD&V als sp.a peilen al bijna twee jaar rond hun huidige niveau. Bij de Open Vld zijn de schommelingen iets groter, en die partij lijkt aan een licht herstel begonnen te zijn. Bij Vlaams Belang was men al zeer tevreden over de vooruitgang met twee procent tegenover de vorige peiling, maar belangrijkst voor hen was misschien dat ze opnieuw boven de psychologische grens van de tien procent uitkwamen.
Ook bij Groen was men zeer tevreden over het resultaat in deze peiling. Daar vond men immers van zichzelf dat men de enige partij was die erop vooruitging zowel tegenover de vorige peiling als tegenover de laatste verkiezingen. Alleen, die vooruitgang was in beide gevallen zo klein dat ze niet alleen binnen de statistische foutenmarge valt, maar ook binnen de technische. Wie een duizendtal mensen ondervraagt moet er nu eenmaal rekening mee houden dat er hier en daar al eens een antwoord verkeerd geregistreerd wordt, en dan is een foutje van 0,2% al snel gemaakt. Maar ook: vergeleken met de laatste provincieraadsverkiezingen gaat de partij er zelfs op achteruit. Ook hier weer slechts in minieme mate, maar -0,4% blijft een achteruitgang, en geen vooruitgang.
Men kan zich trouwens afvragen in wat voor groene luchtbel de partij zich tegenwoordig bevindt. In een interview met De Standaard droomt haar partijvoorzitter Wouter van Besien al van regeringsdeelname in 2014, maar wil zich tegelijkertijd niet laten vastpinnen op een verkiezingsresultaat van –hou je vast, we hebben het over een regeringspartij in spe!– tien –10– procent! Even de puntjes op de i zetten: Groen peilt al jaren ergens tussen de zeven en de acht procent, haalt al jarenlang verkiezingsresultaten van dezelfde grootteorde, en is tot nader order de zesde partij in Vlaanderen. De fameuze «boost» waarvan sprake in het interview bracht de partij trouwens van 7,1% in 2010 naar 8,1% in 2012. Ik zou dat niet meteen een reuzensprong voorwaarts durven noemen, laat staan «boost», maar misschien betekent dat woord in Groot-Bijgaarden en Borgerhout gewoon iets anders dan in de rest van het Nederlandse taalgebied. Alleen als het Vlaams Belang in 2014 een bar slecht resultaat zou halen kan Groen hopen de vijfde plaats in het Vlaamse partijpolitieke landschap te bezetten – als ROSSEM dan maar geen roet in het eten komt gooien. En dan dromen van regeringsdeelname!
Heeft Wouter van Besien het echter hoog op met zichzelf, helemaal gek is hij nu ook weer niet, want tien procent voor zijn links-ecologische partij in tijden van economische crisis en globale opwarming zal inderdaad een maatje te hoog gegrepen zijn voor Groen. Maar wat misschien nog het meest verrassend –en stuitend– is, is dat regeringsdeelname in 2014 voor dit mini-partijtje dan nog niet eens onrealistisch is. Dat zal echter, in tegenstelling tot wat Wouter van Besien probeert te laten uitschijnen en misschien zelfs zelf denkt ook, niet de verdienste van Groen of haar voorzitter zijn. Want inderdaad, als Groen in 2014 in een regering zal kunnen stappen, dan zal dat zo zijn omdat N-VA en Vlaams Belang samen zo groot zullen geworden zijn dat Groen onmisbaar wordt voor een anti-V-coalitie, maar tegelijkertijd niet groot genoeg zullen zijn om zo'n monsterverbond tegen te houden.
En daarmee zijn we meteen ook aanbeland bij de simulatie voor de zetelverdeling in het Vlaams Parlement. Opnieuw blijkt dat een V-meerderheid niet mogelijk is, maar ook een B-meerderheid van CD&V, sp.a, Open Vld en Groen wordt zeer krap. Het valt dus nog af te wachten of Stefaan van Hecke in 2014 werkelijk minister zal kunnen worden. Maar als dat werkelijk zijn ambitie zou zijn, en die van Groen, dan zal het waarschijnlijk toch in de Vlaamse regering moeten zijn. De kans is immers groot dat Groen niet groot genoeg zal zijn om in de federale regering aanspraak te kunnen maken op een ministerpost.
Werpen we tot slot nog snel een blik over de taalgrens. Daar gaat de PS er lichtjes op vooruit, terwijl de MR lichtjes achteruitgaat. Beiden gaan daarmee eigenlijk tegen hun trend van de laatste maanden in. CdH en Ecolo blijven dan weer stabiel, met cdH als grootste van de twee. Verderop blijven FDF en PTB ver onder de kiesdrempel, net als een hele reeks andere partijtjes zowel op uiterst rechts als uiterst links. Tenzij één van die mini-partijtjes in één of andere kieskring kan stunten, is het dus best mogelijk dat een federale afspiegelingsregering betekent dat een regering–Di Rupo II geen Franstalige oppositie zou hebben. Zoiets zou wel eens interessante gevolgen kunnen hebben voor de verkiezingen van 2019. En dat zowel aan de Vlaamse als de Franstalige kant…
Bijlage: Overzicht van alle peilingen in Vlaanderen sedert 2004 en Wallonië sedert 2006 (PDF).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten